Vlinders op het witte doek

Een eerste kennismaking

Een aantal jaren geleden, in juli 2011, was ik aanwezig bij een nachtvlinderavond van onze Werkgroep Natuur en Landschap Duurswold. Het was voor mij de eerste kennismaking met nachtvlinders en ik had geen idee over hoe en wat. Rinus Dillerop had een laken opgespannen in de tuin bij onze secretaris/penningmeester Ton van Rosevelt in Harkstede en voor dit doek stond een felle lamp op een soort statief. Die avond kwamen er ruim 35 verschillende soorten nachtvlinders op het laken zitten met de meest exotische namen, maar ook heel gevarieerd in kleur en vorm. Denk daarbij aan een vuursteenvlinder (Habrosyne pyritoides), schaapje (Acronicta leporina), gele tijger (Spilosoma lutea) en wapendrager (Phalera bucephala). Maar ook het prachtig gekleurde groot avondrood (Deilephila elpenor) en als kers op de taart een populierenpijlstaart (Laothoe populi).  Mijn interesse in het nachtvlinderen was geboren.

 

2400 soorten

Na deze avond was ik verkocht, er ging een heel nieuwe wereld voor mij open. Een grote wereld, want in Nederland zijn er maar liefst 2400 verschillende soorten nachtvlinders. Daarbij wordt dan weer een onderverdeling gemaakt in macro’s met circa 900 vertegenwoordigers en micro’s met de overige 1500 soorten. Even ter vergelijking: het aantal dagvlindersoorten wat op dit moment in Nederland voorkomt bedraagt 53 soorten, inclusief de (zeer) zeldzame. Dat is nogal een verschil. Overigens zijn er van die 2400 soorten ruim honderd die je overdag kunt zien, zoals de gamma-uil (Autographa gamma), de sint-jacobsvlinder (Zygaena filipendulae) en de kolibrievlinder (Macroglossum stellatarum), de zogenaamde dagactieve nachtvlinders. Uiteraard heb ik meteen een goed boek gekocht om de nachtvlinders te kunnen determineren, de Beknopte veldgids Nachtvlinders van Paul Waring en Martin Townsend, met natuurgetrouwe illustraties van Richard Lewington. Daarin staan overigens alleen de macrovlinders. Voor de determinatie gebruik ik verder de websites van de Vlinderstichting (voor de macro’s) en Microlepidoptera voor de micro’s. 

 

Met een geurtje

Er zijn een paar manieren om nachtvlinders te lokken en te bewonderen. Allereerst met het zogenaamde stropen of smeren. Daarbij maak je een lekker geurend en plakkerig mengseltje van stroop of honing, suiker en een alcoholische drank. Dat mag bier zijn of likeur. Soms aangevuld met rottend fruit, bijvoorbeeld bananen. De geur van dit mengsel is voldoende om de vlinders te lokken. Zij kunnen geuren namelijk al op zeer grote afstand waarnemen. En dat doen ze niet met hun neus, maar met geurreceptoren. De gevoeligste zitten op hun antennes, ook wel palpen genoemd. Die gebruiken ze voornamelijk om vrouwtjes op te sporen. Hoe gevoelig deze zijn blijkt wel uit het feit dat de nachtpauwoog (Saturnia pavonia) een vrouwtje vanaf wel 11 kilometer (!) kan waarnemen. Maar ook op hun poten zitten geurreceptoren en die gebruiken ze om onder meer de planten te herkennen waar ze op zitten. Dit mengsel smeer je ’s avonds bijvoorbeeld op een boomstam en dan maar afwachten met een zaklamp in de hand.

 

In de val

Een andere methode is de vlinders lokken met licht. Nachtvlinders blijken namelijk een onweerstaanbare drang te hebben om op licht af te komen. Daarom zie je ze vaak rond lantaarnpalen zwermen, maar vooral ook bij verlichting van bijvoorbeeld sportvelden. Want hoe meer UV-licht er uitgestraald wordt, hoe groter de aantrekkingskracht voor de vlinders. Overigens is de wetenschap nog niet achter het waarom. Maar voor het observeren van de vlinders maken we daar dankbaar gebruik van. De ene mogelijkheid met licht is het maken van een zogenaamde lichtval. Daarbij is een speciale lamp die extra veel UV-licht uitstraalt in een bak geplaatst met daaronder eierdozen. De vlinders verzamelen zich daar en je kunt ze er eenvoudig uithalen en bestuderen. Deze opstelling kun je gerust een nacht laten staan en de volgende dag kun je de vangst bekijken. En weer vrijlaten uiteraard.

 

Op het witte doek

Ik gebruik zelf echter de methode met een wit laken dat ik tussen de pergola span. En daarvoor hangt dan de lamp. Een flinke lamp overigens van 125 Watt, de hele buurt wordt er zowat door verlicht. Op lekkere zwoele zomeravonden zet ik mijn spulletjes gereed (camera, bureaulamp, veldgids Nachtvlinders, glaasje wijn), klaar om te gaan nachtvlinderen. Even goed naar Buienradar kijken, want regen is niet fijn om buiten te zitten en bovendien kan de lamp daar helemaal niet tegen. Als de vooruitzichten goed zijn, gaat zo tegen schemering de lamp aan. En dan is het afwachten wat er op afkomt. Het begint meestal met mugjes in allerlei soorten en maten, vaak krioelt het er van op het doek. Als het dan echt goed donker is komen de eerste nachtvlindertjes. Vaak gamma-uiltjes en huismoeders, daarvan zitten er altijd wel een paar. Als ik pech heb, blijft het daarbij. Maar als het een goede avond is, dan volgen er al rap meer soorten. Spannertjes, uiltjes, allerlei minuscule micro’s, alle soorten zijn vertegenwoordigd. Na middernacht neemt de kans toe op de pijlstaarten, de grootste vertegenwoordigers van de nachtvlinders, qua afmetingen dan wel te verstaan. 

 

Nachtbraken

Het is altijd weer spannend. Ik probeer de meesten meteen te determineren, maar zet ze ook voor een grootste deel op de foto, onder andere voor eventuele determinatie achteraf. In de tussentijd genietend van de geluiden op de achtergrond. Kwakende kikkers, een roepende ransuil of schreeuwende takkelingen van diezelfde uil. In de verte een keffende vos. En als het een mooie nacht is met veel soorten, kan het wel vier uur zijn eer de lamp uit gaat. Zowel letterlijk als figuurlijk. Tijd om te gaan slapen.

 

Foto’s van nachtvlinders die ik op mijn laken aangetroffen hebt, staat op de pagina Nachtvlinders. Dit overzicht wordt steeds verder uitgebreid. 

 

 

Bron:

www.vlinderstichting.nl

www.vlindernet.nl

 

Dit bericht heeft 6 reacties

  1. Martin Lo

    Hallo Theo, kersvers op je blog terechtgekomen en loop ook gelijk tegen een vraagje aan. Je schrijft: “Voor de determinatie gebruik ik verder de websites Vlindernet (voor de macro’s) en Microlepidoptera voor de micro’s.” Ik neem aan dat je “waarneming.nl” wel kent. Gebruik je die helemaal niet? Ik vind ‘m wel handig om er foto’s te uploaden, waarna ik vaak wel een naam naar voren krijg. Voor een amateur als ik wel handig. 🙂

    1. Theo

      Hoi Martin, uiteraard ken ik waarneming.nl ;-). En ook iObs en ObsIdentify. Die gebruik ik zelf ook. Maar toen ik dit blogje geschreven had, bestonden deze hulpmiddelen nog niet. Ik benoem ze overigens wel in een ander blogje van recentere datum.

  2. Hielkje

    Nooit heb ik kunnen vermoeden dat nachtvlinderen, zo spannend, leerzaam én best een beetje verslavend is.
    Zelf gebruik ik een nachtvlinderval met een blauw tl buisje. Deze zet ik ( met een opgeladen accu )in een oude kruiwagen en sjouw zo m,n erf af…dan zet hem hier, dan daar.
    En de mooiste en verrassendste vangst had ik na een nacht met hevig onweer. De kruiwagen was van te voren onder een afdak gezet…en
    voilá: …o.a. Groot avondrood!!

    Dank voor jouw inspirende blogs en foto’s Theo. Ik kan hier nog veel van leren!

    1. Dank je Hielkje. Dat is ook precies de bedoeling van mijn blogje, lezingen en excursies. Mensen inspireren, enthousiasmeren en ook nog iets leren.

  3. René

    Hier in Spijkenisse zijn we de buxusmot een beetje beu. Waarschijnlijk doet binnenkort de laatste buxus het licht uit, helaas.

  4. Wij begonnen blijkbaar tegelijkertijd met nachtvlinderen, Theo. Wat een pracht altijd he?
    Zelf heb ik geen laken, ik gebruik 2 kleine blauwe lampjes i.c.m. de buitenlamp en daar komt wel wat op af, maar niet zoals op een goede vlinderlamp.
    Ik wil nog graag een val hebben, zodat ik ’s ochtends in alle rust kan kijken wat er in gevlogen is.
    Het is een eeuwigdurende en grote liefde, dat weet ik allang!

Geef een reactie