Roomsch In Alles
Ik ben nooit een sportman geweest. Al van kinds af aan had ik niks met sport. Zo rond mijn zesde of zevende levensjaar vonden mijn ouders het blijkbaar nuttig dat ik “op voetbal” ging, ik kan me in ieder geval niet meer herinneren dat ik dagen, nee weken heb lopen zeuren of ik alsjeblieft maar mocht gaan voetballen. Voetbal interesseerde en interesseert me helemaal niet. Maar op een gegeven moment was ik toch aangemeld als lid bij de lokale voetbalvereniging RIA, wat – naar goed katholiek gebruik – staat voor Roomsch In Alles. Ik had zelfs al zo’n voetbalpakkie met rood shirt, zwarte broek en te grote rode met zwart afgezette sokken. Het voetbalavontuur heeft niet lang geduurd, ik heb zelfs geen training meegemaakt. Toen ik namelijk een wat ouder ventje uit de buurt in datzelfde rode shirt en zwarte broek zag lopen, was mijn lust tot voetballen (als die er al ooit geweest was, wat ik sterk betwijfel) helemaal vergaan. Met dit etterbakje – want dat was hij – ging ik echt niet voetballen. Ja, ik had er toen al een kop op zitten. Dus exit RIA-W, dag voetbalcarrière.
Tot Heil Onzer Ribbenkast
Op de lagere school hadden we natuurlijk ook gymnastiek, ook niet echt mijn favoriete lesuur. Ik was niet echt de lenigste, zeg maar gerust een stijve hark. En in sport en spel blonk ik ook niet echt uit (en nog niet), zodat ik op de lagere school – en jaren later nog steeds – als een van de laatsten overbleef als er een team gekozen moest worden bij slagbal en alle spelletjes die volgden. Dat geeft niet, dat was ik gewend. Het kon mij ook helemaal niks schelen, want zoals ik al zei, sport en spel was niet echt mijn ding. Maar om toch een beetje in beweging te blijven volgde na het korte voetbaldebacle een nieuwe uitdaging, namelijk de turnvereniging THOR, wat – hoe verzin je het – Tot Heil Onzer Ribbenkast betekent. Deze, van oorsprong Sasse, club ging ook in Westdorpe aan de slag en dus was dat een mooi moment om wat aan beweging te gaan doen. De helft van de school ging op THOR, dus ik ook maar. Iedere donderdagavond naar het verenigingsgebouw Concordia om daar met brug – al dan niet met ongelijke liggers -, ringen, paard, kast en allerlei andere attributen die in een beetje martelkelder niet zouden misstaan, aan de slag te gaan. Dat heb ik toch wel een jaar of drie-vier volgehouden tot ik een veel leukere hobby ontdekte, namelijk de drumband. Dus exit THOR, vaarwel turncarrière.
Coopertest
Op het voortgezet onderwijs was het al niet veel beter. Ook daar natuurlijk de verplichte uurtjes lichamelijke opvoeding en een van de regelmatig terugkerende onderdelen was de Coopertest. Een zekere heer Kenneth Cooper had ooit bedacht dat je de conditie van iemand te weten kon komen door deze persoon 12 minuten lang te laten rennen alsof zijn/haar leven er van af hing en dan te kijken hoeveel meter deze persoon afgelegd had. Met de vorige twee alinea’s in het achterhoofd heb je vast al in de gaten dat ik ook daar niet echt in uitblonk. Volgens mij haalde ik nog niet eens de 2000 meter in die 12 minuten, wat overeenkwam met een erg slechte conditie. Of gewoon geen zin om veel meer energie aan dit nutteloze rondjes lopen te besteden. Dat kan ook natuurlijk. Onze toenmalige sportleraar op het Zeldenrustcollege (what’s in a name?) was Luciën Speleman. Een gezellige vent, die je wel aanspoorde om vooral nog een tandje bij te doen. Maar ook hij had al snel in de gaten dat er in mij geen atletisch toptalent schuilde. Volgens mij kreeg ik wel altijd een zesje op mijn rapport voor de moeite.
Touwtrekken
Een aantal jaren nadat ik mijn uren lichamelijke opvoeding op zowel Zeldenrustcollege als MTS achter de rug had, kwamen we in café De Gravin op het idee om te gaan touwtrekken. Dat was destijds helemaal in en ieder zichzelf respecterend café had wel een touwtrekploeg. Vooral bij kermissen en andere festiviteiten werden er een paar vrachtwagens zand op de weg geknikkerd en de ploegen konden vervolgens aantreden. Een leuke tijd, veel gelachen en veel gedronken. Na de wedstrijden uiteraard, niet tijdens. Om toch conditioneel ook een beetje op peil te blijven besloten mijn jeugdvriend Mark Verhaegen en ik om te gaan hardlopen. Wekelijks een rondje langs het kanaal, op het gemakje. Daar had ik warempel de smaak te pakken. Ook als Mark niet kon ging ik een rondje rennen. In het begin in een katoenen shirt, korte broek en op gympen, maar al gauw maakte dit plaats voor echte hardloopschoenen. En een paar jaar later ook echte functionele hardloopkleding.
Erpelkapperloop
Af en toe pikte ik ook een keer een trimloopje mee, er waren er genoeg in die tijd. Dwars door ‘t Sas (een of twee keer georganiseerd in Sas van Gent), de Taartenloop (in Westdorpe, met vlaaien van bakker en hardloper Hans de Caluwé) en de Erpelkapperloop in Axel. Bij die laatste liep ik mijn oude sportleraar Luciën Speleman tegen het lijf. Hij stond een moment verbaasd te kijken, maar al gauw viel er een kwartje: “Theo de la Ruelle?” “Klopt”, antwoordde ik. “Jij had toch altijd zo’n hekel aan hardlopen?”, was zijn – nog steeds – verbaasde reactie. “Klopt ook, maar toen moest het. En nu is het uit vrije wil”, was mijn antwoord. In zijn blik kon ik toch wel een zekere vorm van trots zien dat hij daar wellicht een heel klein steentje aan bijgedragen had.
Marathon van Rotterdam
We zijn nu jaren verder en nog steeds is sport niet mijn dingetje. Ik kan ook niet begrijpen dat mensen urenlang voor de TV kunnen zitten om naar een voetbal- of wielerwedstrijd te kijken. En zich dan ook sportliefhebber noemen. Zelf heb ik dit ooit één keer gedaan, in 1999 bij de Marathon van Rotterdam. Ik zat wat te zappen op de televisie ‘s middags en kwam bij dit sportfestijn uit. De start was net geweest. Kamiel Maase was ingehuurd als haas om zodoende tempo te maken voor de gedoodverfde winnaar Japhet Kosgei uit Ethiopië. Maase was lekker op dreef, maar zou uitstappen na 30 kilometer. Maar wat er bij het 30-kilometerpunt ook gebeurde, Maase ging door, tot ieders verbazing. En in een heel mooi tempo, prachtig om te zien. Hij was, op dat moment, zelfs de eerste Nederlander. Ook na 35 kilometer bleef Maase de vaart er in houden. Pas kort voor de finish had de tweede Nederlander, Greg van Hest, in de gaten dat Maase nog voor hem liep en met een eindspurt wist Van Hest net 3 seconden sneller over de finish te komen. Maar Maase was de held van de dag. In ieder geval mijn held. Een prachtige wedstrijd om te zien, die ik me tot de dag van vandaag kan herinneren. Daarna overigens nooit meer naar een marathon gekeken.
Doorlopen
In de tussentijd loop ik ook nog steeds door. Al zeker dertig jaar met veel plezier. Gewoon omdat ik het lekker vind, maar ook om conditie op te bouwen en te behouden. Vooral in mijn repressieve jaren bij de brandweer was dat een niet onbelangrijke reden. Ik kwam dan ook altijd zonder problemen door de conditietest. Trimloopjes doe ik nog steeds zelden. Zevenheuvelenloop twee keer gedaan, de 4 Mijl van Groningen en nog wat loopjes in de omgeving. In 2008 ook de halve marathon van Groningen gelopen, in – al zeg ik het zelf – een hele nette tijd van 1 uur 47 minuten en 10 seconden. Bewijs van mijn deelname op de foto en op deze website. Misschien ooit nog eens een halve lopen, maar een hele marathon zit er niet in.
Op het gemakje
Soms gaat het ook wat minder, en af en toe een keer last van een blessure, zoals enkele jaren geleden een vervelende ontstoken achillespees. Ruim een half jaar letterlijk “uit de running” geweest. Langzaam weer opgebouwd, maar wel met het idee dat het anders moest om nieuwe blessures te voorkomen. Vorig jaar heb ik een nieuwe hartslagmeter gekocht (met instelbare hartslagzones) en sindsdien ben ik anders gaan trainen. Voorheen liep ik echt kilometers “volle bak”, circa 12 kilometer per uur. Nu loop ik tussen 70 en 80% van mijn maximale hartslag, met een snelheid tussen de 9 en 10 kilometer per uur. Gevolg daarvan is dat ik vaker en langere afstanden kan lopen, zonder fysieke hinder te hebben. Gemiddeld twee tot vier keer per week even een uurtje of soms anderhalf uur even de kop leegmaken. En van de omgeving genieten. Dat is het leuke aan hardlopen, je slaat twee vliegen in een klap.
Reünie
In 2014 hadden we een reünie van onze lagere schooltijd. Mark, mijn kameraad van toen, was er ook. En natuurlijk kwam ons gesprek op onze hardlooprondjes. Hij liep ook nog steeds hard. Net zoals ik, in je eentje op het gemak. Lekker genieten. Ik hoop het ook nog jaren te kunnen blijven doen. Luciën Speleman zal trots op me zijn, denk ik.
Een leuk verhaal, succes met het hardlopen. ??
?