In september ben ik gestart met de natuurgidsopleiding van het IVN. Samen met 29 enthousiaste medestudenten, variërend van jong tot oud en alles wat daar tussen zit, zijn we tot en met december 2018 onder de pannen. Het is een leuke opleiding waarin allerlei facetten van de natuur en milieu aan bod komen. Dat is ook een van de redenen dat ik aan deze opleiding begonnen ben: verder leren kijken dan alleen vogels, vlinders en libellen. En dat leer ik zeker in deze opleiding.
Teunisbloem
Zo hadden we enkele weken geleden les van Klaas Steenbergen over het herkennen van planten en bomen. Voor deze les moesten we in onze omgeving op zoek naar een bloeiende teunisbloem en witte dovenetel. Nu kan ik een brand- en dovenetel nog wel van elkaar onderscheiden, maar een bloeiend exemplaar vinden in oktober werd toch al wat lastiger. Nog erger werd het bij de teunisbloem. Eerst maar eens opgezocht hoe die er uit ziet en op welke grondsoorten je hem zou kunnen vinden. Hij heeft gele bloemetjes en qua grondsoort neemt hij het niet zo nauw. Het is ook een echte pionierssoort die het prima naar de zin heeft op nieuwe grond. Maar ook in wegbermen en voedselarme gronden. Hoe ik ook zocht, geen teunisbloem gevonden. Ik was overigens niet de enige, maar gelukkig waren er medestudenten die meer dan een exemplaar bij zich hadden. Overigens is de teunisbloem een nachtbloeiende plant en bij voorbaat dus geschikt om nachtvlinders te lokken. Toch maar eens wat exemplaren uitzaaien op de groenstrook achter ons.
Excursies
Naast de binnenlessen, gaan we er ook regelmatig op uit. Want het doel van de opleiding is niet alleen je kennis op natuur- en milieugebied te vergroten, maar ook didactische en excursievaardigheden. Tijdens de buitenlessen doorkruisen we heel Noord-Nederland. Zo waren we bij het nieuwe natuurgebied De Mandelanden bij Borger en het Liefstinghsbroekbos bij Smeerling. Prachtige gebiedjes met ieder hun eigen historie en natuurwaarden. En we brachten een bezoek aan De Hobbitstee, een leefgemeenschap in Wapserveen, waar de bewoners al 48 jaar duurzame doelen nastreven. Mooi om te zien hoe zij met tien volwassenen en zeven kinderen in harmonie met natuur en omgeving wonen en werken.
Ballooërveld
Gisteren ging ons uitstapje naar het Ballooërveld in het Nationaal Park De Drentsche Aa. Dit is het enige nationaal park waarin gewoond word. Binnen de grenzen van het park liggen 21 dorpen en gehuchten en dat is uniek in ons land. Het Ballooërveld is tot 2008 eigendom geweest van het Ministerie van Defensie en fungeerde als oefenterrein. Het beheer is toen overgedragen aan Staatsbosbeheer. Van oudsher is het een stuifzandgebied, waar al duizend jaar hetzelfde beheer gevoerd wordt. Stuifzandgebieden zijn ontstaan door overbegrazing door onder meer schapen. Daarnaast zijn deze gebieden nooit bemest. Geen natuur, maar een echt cultuurlandschap dus. Daardoor ontstaan heel bijzondere biotopen en bij de stuifzandvlaktes is er ook sprake van een microklimaat. In de zomer kan het zand tot wel 40 graden opgewarmd worden, terwijl het ’s nachts weer flink kan afkoelen. Er zijn maar weinig planten die deze grote temperatuursschommelingen aan kunnen.
Grondboren
Het doel van deze excursie was een beeld te krijgen van de bodemopbouw. Gewapend met grondboren gingen we het veld in, onder leiding van gastdocente Rianne Luring en boswachter Kees van Son. Je mag natuurlijk niet zomaar overal in de grond gaan boren, dus Kees had voor ons een plekje uitgezocht waar dit zonder problemen kon. Maar eerst liet hij ons een plaats zien waar de bodemopbouw al heel mooi aan de oppervlakte zichtbaar was. We waren ook wel benieuwd hoe de grond daar ter plaatse verder opgebouwd is. Een van onze studiegenoten had een verlengde grondboor meegenomen en toog met dit bijna vier meter lange gevaarte aan de slag. Alle grondmonsters werden nauwkeurig in de goten gelegd, zodat goed zichtbaar was hoe de bodemopbouw was. Op 3,4 meter kwam hij bij het grondwaterpeil, maar was ook de maximale lengte van zijn grondboor bereikt.
Geen katteklei
Op ongeveer twee meter diepte kwamen we een laag met heel fijn en glinsterend zand tegen. Het voelde ook erg zacht aan. Kees wist te vertellen dat dit poesjeszand wordt genoemd, omdat het aanvoelt als de vacht van een poes. Nu kende ik wel al katteklei, een erg zure kleigrond die rijk is aan zwavelzuur, ijzer en zware metalen. (Onder meer bij de landinrichting van het Dannemeergebied zijn stukken met katteklei aangetroffen. Om te voorkomen dat deze klei de zuurgraad van het water te veel zou verstoren is dit in een depot gelegd. De grond is zo zuur dat er ook niks op wil groeien.) Maar poesjeszand is dus het andere uiterste. Het komt ook met name in de bodem van Noord-Nederland voor in de Formatie van Peelo. Het werd door smeltwater afgezet tijdens de op twee na laatste ijstijd, het Elsterien, zo’n 420000 jaar geleden.
En zo leren we iedere les weer veel bij. Daar doe ik het voor. Want immers: een dag niet geleerd is een dag niet gelachen 😀
Mooi verhaal, Theo! Heerlijk enthousiast! Eén aanvulling: Rianne vertelde volgens mij dat het stuifzand ook deels is ontstaan doordat de bevolking hun dorpen ophoogden met plagstukken van het gebied, dat heeft de dorpsessen doen ontstaan. Correct me if I’m wrong!
Annet, hondenveen?? Gaan we vragen! 😀
Heel leuk uitgelegd, zeer interresant Iedere keer leren we van je verhaaltjes vind ik. Ik had ook nog nooit van poesjeszand gehoord
Wat een leuke excursies doen jullie en wat leren jullie veel!
Ooit. .als ik meer tijd heb. ..
Een enthousias verhaal Theo. Blijkt toch telkens weer dat een natuurgidsenopleiding voor velen de ogen opent. Je blijft je verwondren en gaat inderdaad anders kijken!
Aha interessant! Nu op zoek naar het hondenveen 😉
Leuk stukje Theo !
Leuk verwoord, Theo!
Wat interessant, dat poesjeszand en de kattenklei 🙂 Bodemonderzoek klinkt door jouw verhaal weer leuk!
Ik ben niet zo ver gekomen; bij het bodemonderzoek was ik al weg. Teunisbloem en witte dovenetel was geen probleem geweest – planten ken ik voor een deel wel.
Weer met veel plezier gelezen!