Sinds ik in september met de Natuurgidsopleiding van IVN gestart ben, heb ik al veel geleerd en mooie gebieden bezocht. Vorige week gaf Aaldrik Pot, faunaspecialist bij Staatsbosbeheer en deskundige op het gebied van sporen, een gastles over zoogdieren. Zijn eerste boek is net verschenen: De onsterfelijke nachtegalen. Een natuurdagboek dat hij met Barbara de Beaufort geschreven heeft. Aaldrik is momenteel ook druk bezig met de afronding van zijn Prentenboek, dat hij samen met René Nauta aan het schrijven is. Een flink boek over voetafdrukken (“prenten”) van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibiën en insecten. Iets voor op het verlanglijstje.
Boswachterij Grolloo
Gisteren nam Aaldrik ons mee naar de boswachterij Grolloo. Uiteraard bekend van Cuby + Blizzards, maar daar kwamen we op deze koude en stille zaterdagochtend niet voor. Toen we het dorp binnenreden hing er een haast serene rust in dit mooie dorp. Maar op het moment dat we uitstapten, bleek dit slechts schijn: de rust in het dorp werd om half negen al wreed verstoord door het geluid van motorkettingzagen en een houtversnipperaar. Al carpoolend en in een colonne van auto’s vertrokken we naar de werkschuur van Staatsbosbeheer in de boswachterij.
Spoorzoeken
Deze excursie stond geheel in het teken van het observeren en zoeken van sporen in het bos. Sporen die achtergelaten zijn door allerlei dieren. Dat kunnen bijvoorbeeld voetafdrukken zijn. (Aaldrik hanteert consequent het woord voetafdruk en niet pootafdruk. De poot is het been en de voet de onderkant van het been waarmee het dier contact met de grond maakt. Een duidelijke nuancering.) Maar ook andere kenmerkende zaken die de aanwezigheid of passage van een dier verraden. Zo zagen we her en der in het bos plekjes waar de dorre bladeren deels weg waren en het overgebleven gebladerte platgedrukt. Hier had een ree gelegen om te rusten en te herkauwen. Aaldrik wees ons er op dat in de buurt van dit soort plekjes ook vaak veegbomen staan, waar de reeën even met hun kin of poot langs schuren. Mannetjesreeën doen dit ook om hun gewei te schuren. Op die bomen blijven dan vaak een paar haren achter. Na minutieus enkele bomen van dichtbij bekeken te hebben, vond hij inderdaad een paar haren.
Snuitputjes
Elders was de grond en de bladeren echt omgewoeld. Iets wat ik wel kende van wilde zwijnen. Zij doen dit op zoek naar lekkers in de grond of onder het gebladerte, onder andere eikels, maar ook truffels. Maar zwijnen komen niet in dit deel van het land voor. (Sterker nog: ze mogen de provincie niet eens in komen. Als ze een poot over de provinciegrens zetten worden ze genadeloos afgeschoten. Zo is het daar geregeld in het zogenaamde nulstandbeleid.) Een ander beest wat hier wel voorkomt en ook zijn voedsel al wroetend zoekt is de das. En daar was ook deze omgewoelde grond door veroorzaakt. De das eet voornamelijk wormen, maar ook kevers, valfruit en muizen staan op het menu. Het is een ware opportunist. Soms laten ze zogenaamde snuitputjes achter: ze graven met hun voorpoot een putje van ongeveer tien centimeter in doorsnee en wroeten er daarna met hun snuit in rond, op zoek naar lekkers. Overigens leidde Aaldrik ons ook nog naar een erg grote dassenburcht die in de bossen verscholen ligt.
Prooi van een buizerd of een andere roofvogel
Dat je bij het observeren van sporen ook op het verkeerde been gezet kan worden bleek wel bij een plukplaats van een roofvogel. Daar lagen de restanten van een merel. De spoel van de veer (dat is het deel van de veer waar geen baard zit) was nog heel, dus was er duidelijk sprake van de prooi van een roofvogel. Vossen, maar ook marterachtigen als boom- en steenmarter, hermelijn en wezel, bijten de veren af, wat duidelijk te zien is aan de spoel. De punt ontbreekt dan en er zijn duidelijke bijtsporen te zien. Maar bij deze restanten van een merel lag een staartveer van een buizerd. Een vrij ongebruikelijke prooi voor deze gemakzuchtige jager. Een buizerd is immers geen snelle jager en zal dus niet gauw een merel vangen. Vermoedelijk is de vogel eerst geslagen door een sperwer of havik en heeft de buizerd zich over de restanten ontfermd.
Sneeuwwit dons
Maar eigenlijk het meest bijzondere zagen we al vrij snel in het begin van onze struintocht. Op een dode tak op de grond zat een vreemdsoortig sneeuwwit dons. Het lijkt op rijp, maar dat is het niet. De haren zijn lang en dun en smelten meteen op het moment dat je ze aanraakt. Ik herkende het al van foto’s, maar ik had nog nooit de kans gehad het in het echt te zien. IJshaar, wordt dit zeldzame verschijnsel genoemd. Het is een verschijnsel dat al in 1833 beschreven werd, maar waarvan men lange tijd geen idee had hoe het kon ontstaan. In 2005 beschrijft Gerhart Wagner in het Schweizer Zeitschrift für Pilzkunde dat hij haarijs aantrof op stukjes hout waar ook paddestoelen (gele trilzwam (Tremella mesenterica) en zwarte trilzwam (Exidia glandulosa)) op voorkwamen. Na verder onderzoek is het verklaard door de aanwezigheid van een schimmel (mycelium) in het hout. In 2015 hebben Zwitserse en Duitse onderzoekers ontdekt dat het rozeblauwig waskorstje (Exidiopsis effusa) een onmisbare rol speelt bij de vorming van ijshaar.
Alleen op loofhout
De schimmel produceert – een kleine hoeveelheid – warmte door de vertering van het hout en het oxidatieproces, waardoor het hout iets warmer dan de omgeving is. Dit doet de schimmel alleen als het niet te koud is, tot zo’n 2 tot 4 graden onder nul. (Als het kouder wordt, gaat de schimmel in ruststand en produceert geen warmte meer.) Bij deze processen komen water en koolstofdioxide vrij en deze worden uit het hout geperst door microscopisch dunne kanaaltjes, de zogenaamde mergstralen. Een andere voorwaarde is een hoge luchtvochtigheid. Het naar buiten geperste water zal daardoor niet verdampen en dus door de lage omgevingstemperatuur meteen bevriezen. Doordat het water uit de dunne kanaaltjes geperst wordt ontstaan dus “haren” die van onder af aangroeien. Omdat mergstralen kenmerkend zijn voor loofhout en ontbreken in naaldhout is het aannemelijk dat je op naaldhout dus nooit ijshaar zal aantreffen. In ons land kun je het vinden op dood hout van eiken of beuken.
Een bijzonder verschijnsel, dat overigens ook letterlijk als sneeuw voor de zon verdwijnt. Zodra de eerste zonnestralen het bos indringen, is het ijshaar zo verdwenen. Leuk om dat nu eens in het echt aan te treffen.
Bronnen:
Ik ben weer heel wat wijzer geworden. Goed verhaal, succes verder.
Gaaf, je hebt de baard van Koning Winter gezien!
Dat Prentenboek lijkt mij ook mooi. Destijds in Canada in die korte tijd veel voetafdrukken gezien, vond het erg interessant!
Weer een prachtig verhaal Theo. Weer wat geleerd.
Heerlijk om dit interessante stuk, op een bewolkte maandagochtend, te lezen. Prachtig omschreven ook Theo!!!
Mooi Theo. Ik zie het zo allemaal voor me zoals jij het beschrijft. Heel leuk weer om te lezen.
Interessant en dank voor het delen Theo!
Prachtige uitleg er valt nog zoveel te leren Theo. Ijshaar nog nooit mogen zien ga eg op letten! Dankjewel X
wederom prachtig beschreven Theo !
complimenten
Mooi verhaal. Ik zie me zelf nu geen sporen zoeken maar ik wil wel graag ijshaar vinden.