Vliegende lolly’s

Soms wordt je tuin overspoeld met vrolijk en druk getwitter. Niet dat getjilp van de mussen, maar veel subtieler. Een soort zacht gekwetter, afgewisseld met piepjes, lang en kort. Even goed kijken in de struiken of heesters en daar zul je ze waarschijnlijk wel zien zitten. Kleine bruin/witte verenbolletjes met lange staartjes. Twee priemende zwarte kraaloogjes en een piepklein zwart puntsnaveltje. Vliegende lolly’s noemt mijn echtgenote Marnie ze altijd. Het lijken ook net vliegende ijslolly’s met het staartje als stokje. Dan heb ik het natuurlijk over de staartmees (Aegithalos caudatus L). In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is het geen familie van de mezen (Paridae), maar vormen zij een eigen familie Aegithalidae binnen de orde der zangvogels Passeriformes. Vroeger werden ze wel tot dezelfde familie als onder meer de kool- en pimpelmees gerekend. Onder meer DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat ze toch flink verschillen van deze familie. 

 

Donsbolletjes

De staartmees is een relatief klein vogeltje. De indrukwekkende lange staart, van wel zes tot tien centimeter, maken dat het beestje nog wat lijkt. Maar de totale lengte is 13 tot 16 centimeter, inclusief staart. Dan blijft er nog een klein bolvormig lijfje over van ongeveer vijf tot zes centimeter. Het vogeltje is dan ook meer staart dan lijf. Doordat ze hun veertjes opzetten, lijken die lijfjes overigens nog heel wat. Ze krijgen daardoor ook zo’n pluizig uiterlijk. 

 

Sociaal typje

De staartmees staat er om bekend een heel sociaal vogeltje te zijn. Je zult ze dan ook zelden alleen aantreffen. Ze vormen altijd groepjes van vaak 20-25, maar soms wel tot 50-60 vogeltjes. Behalve in het broedseizoen, want dan hebben ze het veel te druk. Maar daarbuiten trekken ze altijd in groepjes van boom naar struik en van heester naar de volgende tuin. Blijft er even eentje achter, dan wachten ze netjes tot deze weer bij de groep is en gaan ze vrolijk verder. Terwijl ze ondertussen al kwetterend contact houden met elkaar. Het sociale karakter van het vogeltje komt overigens ook tijdens de broedtijd tot uiting. Ze hebben niet allemaal hun eigen territorium, maar een groot territorium met meerdere broedparen, wat ze ook gezamenlijk verdedigen tegen indringers.

 

Pleegvogels

En tijdens het broeden worden ze vaak geholpen door andere volwassen vogels uit het groepje die geen eigen broedsel hebben of waarvan het broedsel is mislukt. Ze zijn ook nog eens erg trouw aan hun partner, het zijn monogame vogeltjes. Binnen de groep staartmezen bestaat overigens wel een duidelijke hiërarchie. De vogeltjes die hoger in de rangorde staan hebben meer kans om in de winter te overleven. Om warm te blijven slapen ze dan namelijk lekker bij elkaar en de hoogsten in rang zitten in het midden, lekker warm en knus.

 

Fraai kunstwerkje

Naast het DNA zijn is er nog een belangrijk verschil tussen staartmezen en de mezenfamilie, namelijk de nestbouw. De meeste mezen zijn immers holenbroeders, maar de staartmees maakt een prachtig bolvormig nest van onder meer korstmossen, veertjes en spinrag. Een waar kunstwerkje, dat tussen het gebladerte van bijvoorbeeld coniferen zit verstopt. De nestballetjes hebben een opening aan de bovenkant, waarlangs de oudervogels zich in het nestje wringen. En dat valt nog niet mee met die lange staart. Ze leggen de staart tijdens het broeden dan ook plat op hun rug. En zo broeden ze in bijna twee weken tijd de acht tot twaalf eitjes uit. Als de jonge vogeltjes uit het ei gekropen zijn, worden ze nog 18-19 dagen in het nest gevoerd. Je kunt je voorstellen dat het met al die lange staartjes dringen is in dat kleine nestbolletje. Op het moment dat ze uitgevlogen zijn, worden de jongen nog twee weken gevoerd, soms ook door de “pleegouders” uit de groep. 

 

Heel algemene soort

Staartmezen kun je het hele jaar door in Nederland tegenkomen. Ze broeden overal waar voldoende bomen en struiken zijn, enerzijds om hun nest in te bouwen, maar anderzijds om hun voedsel te zoeken. Dat bestaat trouwens uit hele kleine insecten en rupsjes en in de winter doen zij zich te goed aan zaden van allerlei planten. Het zijn echte standvogels, want ze blijven ook altijd in de buurt van de plek waar ze uit het ei gekropen zijn. Ze verplaatsen zich in de winter hooguit enkele kilometers op zoek naar voedsel. Overigens komt de vogel in heel Europa en een groot deel van Azië voor, tot in Japan. Uitgezonderd het arctische hoge noorden, omdat daar geen bomen zijn.

 

Witte kop of witkoppig?

De staartmees kent ook vele kleurvariaties en daardoor ook vele ondersoorten. In totaal worden er 17 onderscheiden. Iedere staartmees die je ziet is dus een ondersoort van de Aegithalos caudatus. In Nederland zien we de ondersoort A. c. europaeus, maar op de Britse eilanden kom je de ondersoort A. c. rosaceus tegen. In ons land wordt af en toe ook de zeldzame ondersoort A. c. caudatus waargenomen. Deze heeft een geheel witte kop en wordt dan ook de witkopstaartmees genoemd en komt eigenlijk alleen voor in Scandinavië en ten oosten van Polen. Maar af en toe laten ze zich ook zien in Nederland. Maar schijn bedriegt, want zoals ik al schreef kennen ze veel kleurvariaties, waaronder een vrijwel witte kop. Dat is dan geen witkopstaartmees maar een witkoppige en geen ondersoort. Dat zijn lastige soorten om uit elkaar te houden en vaak blijkt de melding van een witkop dan ook een witkoppige te betreffen. Overigens paren de soorten ook met elkaar, waardoor de jongen een soort mengelmoes in kleurvariatie worden. En dus ook varianten als de witkoppigen ontstaan.

 

Vogel met de lange staart

De wetenschappelijke genusnaam Aegithalos werd in de Oudheid al door Aristoteles gebruikt als algemene naam voor de mezen. Waar deze naam vandaan komt is niet bekend, het lijkt dat deze door Aristoteles is overgenomen uit een niet-Griekse taal, maar welke? De soortnaam caudatus komt uit het Latijn en betekent “voorzien van een staart”. En dat is dit kleine vogeltje zeker. Conrad Gessner, ik heb hem al eens eerder aangehaald in een blogje, gebruikte de soortnaam caudatus voor meer vogelsoorten met een opvallende staart. Bijvoorbeeld voor de ekster (Pica pica), die hij destijds nog Pica caudata noemde. De staartmees noemde hij Parus caudatus. Waarbij de genusnaam Parus weer verwijst naar de, niet-bestaande, verwantschap met de mezenfamilie. Linneaus nam deze soortnaam over.

 

Meesachtig

De Franse natuurwetenschapper Johann Hermann gebruikt in zijn “Observationes zoologicae : quibus novae complures” uit 1804 voor het eerst weer de genusnaam Aegithalos. Hij vond blijkbaar dat de staartmees onvoldoende kenmerken had om tot de familie van de mezen te behoren. Met name de snavel paste niet bij die van een parus. Omdat het vogeltje toch wat “meesachtig” was, herintroduceerde hij de genusnaam Aegithalos. En dat vermoeden werd vele decennia later, nadat het DNA-onderzoek zijn intrede had gedaan, bevestigd.

 

 

 

 

 

Bronnen:

 

 

Dit bericht heeft 6 reacties

  1. Hanneke

    Heerlijk om te lezen. Hoe meer je weet, hoe leuker het is. Terwijl het al zo leuk is!

  2. Chris

    Ook hier weer “vliegende lolly’s” ofwel staartmeesjes in de tuin!
    Mooie en gezellige vogeltjes met -zo blijkt -ook een mooi karakter!
    Leuk om te lezen!

  3. Silvia

    Altijd zo leuk als je weer wat kan bijleren. Top verhaal weer. Heel interessant.

  4. Rinse Jasper

    Hallo ik heb al een week of 4 een paar staartmezen in de tuin en ik dacht dat het witkop staartmezen waren.Maar nu ik dit gelezen heb zullen het wel witkoppige zijn.
    Een leuke blog over deze leuke vogeltjes. Lokatie camminghaburen Leeuwarden.

  5. Marina

    Heel leuk, heb ze nog nooit gezien. Wel van gehoord en interessant om te lezen. Weer wat bijgeleerd.
    Bedankt voor je leuke verhaal over een klein vogeltje met een wel heel lange staart.

Geef een reactie