Zeldzaamheidjes

Nu de herfst echt haar gezicht begint te laten zien, neemt de kans op het aantreffen van een vlinder in de tuin steeds verder af. Af en toe, zodra een schuchter zonnetje zich laat zien, fladdert een moedige dagpauwoog (Aglais io), gehakkelde aurelia (Polygonia c-album) of atalanta (Vanessa atalanta) naar het bijna uitgebloeide ijzerhard (Verbena officinalis), maar het zal niet lang meer duren. De eerste twee gaan in winterslaap en de atalanta’s trekken naar het zuiden. De nakomelingen van de vele dagvlinders hebben zich verpopt en laten zich niet eerder zien dan bij de eerste zonnestralen van het nieuwe jaar. Maar voordat het zover is, zal eerst Koning Winter van zich laten spreken.

 

Heel zeldzaam

Op mijn pagina over dagvlinders staat dat er 53 soorten voorkomen in ons land. Van hele algemene soorten die we allemaal wel kennen uit de tuinen, zoals de drie hierboven genoemde soorten, tot hele zeldzame soorten die uitsluitend maar op bepaalde plekken in ons land voorkomen. Plekken die we vooral moeten koesteren. De exacte locaties waar deze soorten voorkomen worden dan ook niet vrijgegeven op websites als waarneming.nl om te voorkomen dat er hordes mensen naar toe trekken, met alle gevolgen van dien. Zoals afgelopen zomer gebeurde in Limburg met de enige vindplaats van het zeer zeldzame donker pimpernelblauwtje (Phengaris nausithous). Dit is een soort die de zeldzame grote pimpernel (Sanguisorba officinalis) als waardplant heeft. Daarnaast is deze vlinder ook nog eens afhankelijk van de aanwezigheid van bepaalde soorten steekmieren, namelijk de gewone steekmier (Myrmica rubra) en de moerassteekmier (M. scabrinodis). Deze mieren nemen de nog jonge rupsjes mee naar hun nest. De rupsen eten vervolgens de eitjes en larven van de mieren op en overwinteren en verpoppen in het nest. Het is nog maar de vraag of de toeloop van deze horde natuurliefhebbers en -fotografen de populatie van het donker pimpernelblauwtje niet zodanig verstoord hebben dat de soort voor Nederland voorgoed verdwenen is.

 

Goed zoeken en een dosis geluk

Het is vaak een kwestie van goed zoeken op de juiste plaatsen en een dosis geluk hebben. Soms geholpen door een tip in welk gebied je een soort zou kunnen tegenkomen. Afgelopen zomer had ik het geluk om een hele bijzondere dagvlinder op de foto te kunnen zetten: de zilveren maan (Boloria selene, Denis & Schiffermüller, 1775). Een soort die aan het begin van de vorige eeuw een vrij algemene soort was in bepaalde delen van ons land. Met name op zandgronden en in veenweidegebieden. In de tweede helft van de vorige eeuw is de soort met sprongen achteruit gegaan. De belangrijkste oorzaken liggen in ontginning, ontwatering en vermesting. Een van de waardplanten van deze vlinder is het moerasviooltje (Viola palustris). Een plantensoort die erg gevoelig is voor verzuring van de grond. Zeker bij verlaging van de grondwaterstand is dit het geval doordat zuur regenwater bij de wortels van de plant komt en deze dood gaat. Een andere oorzaak van de achteruitgang is dat hooilanden – nog steeds – in ongunstige periodes worden gemaaid. De vlinder wordt daardoor verjaagd naar gebieden waar het geen nectar en geen waardplanten vindt. Zoals voor vele vlindersoorten geldt ook voor de zilveren maan dat goed maaibeheer van levensbelang is.

 

Uitgezet

Zo rond de jaren zestig van de vorige eeuw was de zilveren maan alleen nog te vinden in natuurgebieden, maar de populaties bleven afnemen. In 1993 en 2001 zijn er pogingen gedaan om het tij te keren en heeft men de soort uitgezet in geschikte biotopen in respectievelijk de Meije bij Nieuwkoop (Utrecht) en op  het Ilperveld in Noord-Holland. Het heeft niet mogen baten, de populaties hebben het daar niet gered. Op dit moment zijn er nog slechts een tiental populaties over in heel Nederland en deze zijn bijzonder kwetsbaar. De zilveren maan is nu een zeer zeldzame standvlinder die vooral beschermd moet worden tegen verdere ondergang. Hij staat ook als bedreigd op de Rode Lijst van de vlinders. Hopelijk vergaat het de zilveren maan niet als 17 andere dagvlindersoorten die in de afgelopen 50 jaar al uit ons land verdwenen zijn.

 

Voorzichtigheid

De zilveren maan is een vlinder die je zelden alleen zult zien, vrijwel altijd in groepjes. Vaak in een gebied met vochtige graslanden. De populatie blijft dicht bij elkaar, vaak in een heel klein stukje van de biotoop. Ze fladderen daar van bloem naar bloem op zoek naar nectar. Naast het eerder genoemde moerasviooltje zijn, vooral in de duingebieden, ook het hondsviooltje (Viola canina) en het duinviooltje (Viola tricolor subsp. curtisii) favoriete waardplanten. In het gebied moeten ook voldoende nectarplanten voorkomen. De eerste generatie, die tegen half mei begint te vliegen, moet het vaak doen met een eenzijdig dieet van echte koekoeksbloem (Silene flos-cuculi). De tweede generatie vliegt rond half augustus en dan is er vaak meer aanbod van nectarplanten, bijvoorbeeld de ruige leeuwentand (Leontodon hispidus) en de kale jonker (Cirsium palustre), zoals op de foto’s te zien. Uiteraard ben ik bij het maken van deze foto’s voorzichtig te werk gegaan en aan de rand van het veld gebleven om de begroeiing niet te vertrappen en de vlinder te verstoren. 

 

Zilveren tempeltjes

De geslachtsnaam Boloria komt van het Griekse bolos wat visnet betekent en verwijst naar het kenmerkende vleugelpatroon van vele parelmoervlinders. Selene verwijst naar de maan. Selene is de maangodin uit de Griekse mythologie, die vaak vereenzelvigd wordt met Artemis, de tweelingzus van Apollo en dochter van oppergod Zeus. Ook Artemis wordt gezien als godin van de maan, naast diverse andere godinnentitels. In het Nieuwe Testament komt Artemis ook voor als godin van de Efeziërs. Volgens het boek Handelingen zou haar zilveren beeld uit de hemel gevallen zijn. De zilversmid Demetrius verdiende vervolgens veel geld aan de verkoop van kleine zilveren Artemistempeltjes. Het is wat vergezocht wellicht, maar zo komt de zilveren maan aan zowel haar wetenschappelijke als Nederlandse naam. De Engelse naam Small Pearl-bordered Fritillary en Duitse naam Braunfleckiger Perlmutterfalter verwijzen beiden naar de parelmoervlinder. De Fransen daarentegen leggen wel de link met het verhaal hiervoor. Daar heet het vlindertje Le Petit Collier Argenté, ofwel de kleine zilveren ketting.

 

 

 

Bronnen:

 

Dit bericht heeft 3 reacties

  1. Treesd

    mooi om te lezen en te zien, dankjewel Trees

  2. Paul Lindhout

    Prachtig Theo, een juweeltje. Gelukkig kan dit nog in Nederland. De natuur moeten we sparen.
    Een schriller contrast met de klein en onschuldig ogende wat blauw gekleurde Buxusmot is haast niet denkbaar. Al het vormsnoeiwerk van vele tientallen jaren in tuinen en parken in de wijde omgeving veranderde dit jaar in een grauwbruine verzameling kale staketsels. De tuiniers met de meest vooruitziende blik hadden lang geleden in de kasteeltuin van Kasteel Amerongen al voor de helft buxus en de helft taxus gekozen. De tuincentra bieden voor een stevige prijs nog een ander alternatief voor buxus aan in de vorm van hele kleine ilex struikjes met de mededeling dat die niet gevoelig zijn voor deze plaag. Ook bieden ze gif aan om te spuiten. Maar lost dat het probleem op? Is deze plaag niet het gevolg van sterk eenzijdige plantenkeuze in de Nederlandse tuinen? Speelt het oprukken van een warmer klimaat hier een rol? De oude monocultuur vervangen door een nieuwe mono cultuur lijkt me vragen om nieuwe problemen, maar nu met een ander misschien wel even mooi vlindertje . . .

  3. Marjolein Stam

    Toch zijn er meer (kleine) verrassende plekjes waar de zilveren maan vliegt, maar we moeten er inderdaad heel zuinig op zijn. Het is zo’n prachtige vlinder! (Ik heb een aantal keren de eer gehad er eentje te ontmoeten)
    Dat men de zeldzame vlinders en hun biotopen steeds vaker verstoort voor een mooi plaatje, vind ik een zorgwekkende trend. Neem een telelens mee, dan kun je ze ook fotograferen. En als het niet lukt, heb je nog een mooi doel voor het volgende jaar. Maar laten we met z’n allen zorgen voor hun veiligheid <3

Geef een reactie