De lente is in aantocht, de natuur is er klaar voor. De koolmezen klinken weer als piepende fietspompjes en de sneeuwklokjes laten hun witte bloemetjes zien. Niet te vroeg juichen, want er kan nog wel een vorstperiode aankomen. Dat hebben we begin maart 2018 wel gezien, toen we na een paar zachte weken nog even getrakteerd werden op een stevige kou. Zo koud dat er nog volop geschaatst kon worden. En ook de dierenwereld werd even overvallen door de vorst. Wie herinnert zich niet de foto van de 13-jarige Christophe van Ingen uit Oostzaan die hij maakte van een ijsvogel (Alcedo atthis) in het ijs. Want zoals ik in een van mijn eerste blogjes schreef houdt een ijsvogel helemaal niet van vorst. Sterker nog, bij strenge vorst overleven circa drie op de vier ijsvogels het niet.
Bosvogel
Een andere vogel die het ook niet zo op heeft met strenge kou is de houtsnip (Scolopax rusticola). Een vogel die qua formaat te vergelijken is met een Turkse tortel en zich voornamelijk ophoudt in de bossen. Dit in tegenstelling tot zijn familieleden de watersnip (Gallinago gallinago) en het bokje (Lymnocryptes minimus) die zich liever bij ondiepe waterplassen en sloten ophouden. Vooral watersnippen kun je vaak in groepjes zien foerageren. De houtsnip daarentegen is een echte solist. Met zijn bruinzwart gevlekte verenkleed weet hij zich uitstekend op de grond te verschuilen tussen het gebladerte en de takjes. Zolang hij zich veilig voelt zal hij zich niet verroeren en blijven zitten waar hij zit. Pas als je echt een stap te dichtbij doet, vliegt hij plots op om al zigzaggend tussen de bomen te verdwijnen. Jou verschrikt achterlatend.
Kriebelbeestjes
Tijdens het broedseizoen is de houtsnip te vinden in flinke naald- en loofbossen van enkele tientallen hectares groot. Het liefst met een lekkere dikke humuslaag, want daar vindt hij zijn voedsel. Met zijn lange snavel prikt hij in de bovenste zachte grondlaag op zoek naar regenwormen, oorwurmen, pissebedden, rupsen, spinnetjes en andere kriebelbeestjes. De punt van zijn snavel is extra gevoelig, zodat hij op de tast voelt dat er een beestje zit. De vogel pakt dan met het beweeglijke uiteinde van zijn snavel als met een pincet het beestje vast om het vervolgens naar binnen te werken. Veel vogels die met hun lange snavels in de bodem prikken om voedsel te zoeken hebben zo’n gevoelig en beweeglijk snaveluiteinde. In de winter kruipen de kriebelbeestjes uit de losse humuslaag verder de bodem in om te overwinteren. Zolang de grond nog zacht is, kan de houtsnip ze nog wel vinden. Maar zodra de grond bevroren is, is het gedaan. Er zit dan voor de vogel niks anders op dan uit de bossen weg te trekken op zoek naar voedsel. Bijvoorbeeld naar dorpen en steden en je kunt ze dan soms wel in tuinen en parken tegenkomen. Zie onder meer de foto onderaan die ik in maart 2018 in een tuin gemaakt heb. Ik kan me nog wel uit mijn jonge jaren herinneren dat ik tijdens een van mijn krantenronden ’s ochtendsvroeg opgeschrikt werd door een opvliegende houtsnip naast een tuinpad.
Geen hoogvliegers
Houtsnippen zijn overigens wel trekvogels, maar vertrekken pas als het echt nodig is. Zo komen er ook jaarlijks vogels uit Noordoost-Europa hier overwinteren. En die van ons gaan verder zuidwaarts. Het zijn niet van die hoogvliegers, ze vliegen hooguit enkele tientallen meters boven de grond en daar zit een volgend probleem. Tijdens de trek vliegen er jaarlijks veel houtsnippen tegen gebouwen aan. Een deel overleeft de klap wel, blijft wat versuft op de grond zitten en vliegt na bijgekomen te zijn weer verder. Maar een deel moet het helaas ook met de dood bekopen. Waarom vliegen ze nu wel tegen gebouwen aan, terwijl ze schijnbaar moeiteloos tussen de bomen in het bos manoeuvreren? Dat komt door de plaatsing van hun ogen, die staan namelijk op de zijkant van hun kop. En wel zodanig dat ze 360 graden rondom zicht hebben. Handig om vijanden te zien aankomen, maar elk voordeel heeft zijn nadeel. En dat is in het geval van de houtsnip het feit dat ze door de positie van hun ogen nauwelijks diepte kunnen inschatten. In het bos is dat niet zo’n probleem, want op het moment dat ze een boom zien kunnen ze er nog snel links of rechts omheen vliegen. Bij een gebouw wordt dat lastiger en is de kans groot dat ze er tegenaan vliegen. Mocht je overigens een slachtoffer tegenkomen dat tegen een gevel is gevlogen, zet het dier dan even buiten in een doos op een beschutte, veilige plek zodat een kat of hond er niet bij kan. Zodra het beestje bijgekomen is, zal deze uit zichzelf weer wegvliegen.
In een ander blogje leg ik aan de hand van tekeningen uit hoe dat precies zit met die ogen van de houtsnip.
Bécasse à la Presse
Maar dit is niet het enige gevaar wat er voor de houtsnip op de loer ligt. Het is namelijk ook een soort waar op gejaagd wordt. Niet omdat de vogel schade zou veroorzaken, maar gewoon voor de lol. En om op te eten. In Nederland is het sinds 2002 een beschermde vogel en is de jacht op houtsnip gelukkig verboden. Dat niet iedereen zich daar wat van aantrekt, blijkt wel uit het feit dat er in 2015 nog een houtsnip werd doodgeschoten. Nota bene door een jachtopzichter! En in 2012 haalde het programma De Wereld Draait Door zich de woede van natuurbeschermend Nederland op de hals (haar VARA-collega’s van Vroege Vogels voorop) toen er in het programma een houtsnip op culinaire wijze werd bereid onder de naam Bécasse à la Presse. In de vorige eeuw was er zelfs een illuster jachtgezelschap dat de naam Bols Snippen Club droeg. Jagers konden daar lid van worden als men binnen enkele seconden met een dubbelloops jachtgeweer zonder dat de kolf van het geweer van de schouder was geweest twee houtsnippen had afgeknald (een zogenaamd doublet) en dit door twee getuigen bevestigd werd. Gelukkig is dit gezelschap door gebrek aan aanwas van nieuwe leden uiteindelijk in 1983 opgeheven, zoals blijkt uit het bericht hiernaast uit het blad van de Stichting Het Vogeljaar.
Vogelvrij
In Nederland mag er dan formeel gezien niet meer op gejaagd worden, in de ons omringende landen is de houtsnip helaas nog steeds vogelvrij. Behalve in Vlaanderen, waar het ook een beschermde soort is. Maar in de andere helft van België, Wallonië, mag men nog steeds voor de lol op deze mooie vogels schieten. Ook in Duitsland is de jacht op de ‘Waldschnepfe’ helaas nog toegestaan en in Frankrijk worden er jaarlijks nog vele ‘bécasses des bois’ afgeknald. De Fransen nemen het sowieso niet zo nauw met wat ze afschieten, getuige het feit dat ze zelfs de jacht op grutto (Limosa limosa) en wulp (Numenius arquata) weer willen toestaan. Terwijl wij hier ons stinkende best doen om deze soorten juist tegen uitsterven te behoeden. Bij onze overzeese Engelse buren is de jacht op ‘woodcocks’ – uiteraard – ook een sportief gebeuren. Dankzij overbejaging is de soort daar op sommige plaatsen zelfs zeldzaam geworden en in sommige streken volledig verdwenen. Maar alles voor de sport uiteraard. In Engeland bestaat er dan ook nog steeds een soortgelijk gezelschap als de Bols Snippen Club namelijk The Shooting Times Woodcock Club. Je begrijpt dat ik het niet zo hoog op heb met jagers.
Juffer met het lange gezicht
De houtsnip werd vroeger door jagers wel de ‘juffer of dame met het lange gezicht’ genoemd, vanwege de lange snavel en de typische positie van de ogen. De naam snip heeft verwantschap met het Oudhoogduitse ‘snepfa’ en het Oudnoordse ‘snīpa’. Ook het Engelse woord ‘snipe’ is van deze Middeleeuwse woorden afgeleid via het Angelsaksische ‘sneppa’. Het zal wellicht te maken hebben met de lange rechte snavel van de vogel. Vergelijk ook met het oude Nederlandse woord ‘sneb‘ voor snavel. De genusnaam Scolopax werd door Aristoteles al gebruikt voor een vogelsoort waarvan vermoed wordt dat het de houtsnip betrof. Rusticola zou mogelijk afkomstig zijn van het Latijnse rus: (platte)land en colere: bewoner. Alhoewel de houtsnip zich juist niet ophoudt op het platteland, maar juist in de bossen. Uiteindelijk introduceert Gesner in 1555 de naam rusticola en Linnaeus neemt hem in 1758 over, zodat de houtsnip sindsdien door het leven gaat als Scolopax rusticola.
Bronnen:
Heel informatief Theo….. met die ogen die geen diepte zien en wel bomen en geen gebouwen snap ik nog niet