Dit jaar heb ik vier activiteiten met nachtvlinders op het programma staan. Drie nachtvlinderavonden en een lezing in november. Allemaal mooie gelegenheden om mensen kennis te laten maken met deze relatief onbekende groep insecten. In een eerder blogje heb ik al een van deze nachtbrakertjes beschreven, het groot avondrood (Deilephila elpenor). Nog steeds mijn favoriet qua kleurenpracht. Maar er vliegt meer moois rond ’s nachts. In dit blogje ga ik in op twee andere prachtige nachtvlinders die veel gelijkenis met elkaar vertonen en die ik allebei al eens op het doek gehad heb.
Kleine hermelijnvlinder
Allereerst de kleine hermelijnvlinder (Furcula furcula). Een soort die wijd verbreid voorkomt; in heel Europa, maar ook in Azië tot in China. In Nederland is het een vrij algemene soort, in de tweede helft van de vorige eeuw heeft deze soort zich vanuit het zuiden over het hele land verspreid. Het nachtvlindertje, met een spanwijdte van ongeveer 25 tot 35 mm, vliegt tussen april en eind augustus en kent twee generaties. In het begin van de vliegperiode zijn het de vlinders die voortkomen uit de poppen die overwinterd hebben. Zij gaan op zoek naar een partner om te paren en vervolgens komt daar de tweede generatie uit voort. De prachtige groene rupsen van de kleine hermelijnvlinder kun je dan ook van juni tot september zien. Ze zitten voornamelijk op wilgen (Salix), maar ook op populieren (Populus) vinden ze het goed toeven. De eerste rupsen van juni-juli verpoppen nog om in de zomer voor een tweede generatie te zorgen. De late rupsen (die van augustus-september) verpoppen zich en gaan overwinteren, om in het voorjaar weer aan een nieuwe cyclus te beginnen.
Populierenliefhebber
De tweede soort is de wilgenhermelijnvlinder (Furcula bifida). Qua kleurenschakering en patroon lijkt deze sprekend op de kleine hermelijnvlinder, alleen dan met een grijzere ondertoon. Hij is ook iets groter dan de kleine hermelijnvlinder en heeft een spanwijdte van ongeveer 30 tot 44 mm. De vliegtijd en de rupsenperiode zijn gelijk aan die van de kleine hermelijnvlinder. De vlinder komt in heel Nederland voor, maar is wel vrij zeldzaam. Hoewel de Nederlandse naam anders doet vermoeden, geeft de wilgenhermelijn juist niet de voorkeur aan de wilg als waardplant, maar aan populieren en dan met name de ratelpopulier ofwel de esp (Populus tremula). Wat dat betreft zou deze soort dus beter de populierenhermelijnvlinder heten. De Engelse zijn daarin wat duidelijker, bij hen heet de soort Poplar Kitten. Letterlijk vertaald een populierenkatje. De kleine hermelijnvlinder noemen zij dan weer de Sallow Kitten, ofwel wilgenkatje.
Bont der Hermelynen
https://archive.org/details/beschouwingderwo01sepp/Naast de kleine en wilgenhermelijnvlinder komen er meer soorten hermelijnvlinders voor in Nederland. Te beginnen met de hermelijnvlinder (Cerura vinula), ook erg zeldzaam en met een voorkeur voor de kuststreken. Lange tijd werd deze ook wel grote hermelijnvlinder genoemd, naast de Furcula furcula als kleine variant. De achttiende-eeuwse natuurvorser, tekenaar en uitgever Jan-Christiaan Sepp (1739-1811) noemt de Cerura vinula ook al de “Grote Hermelyn” in deel 1 van zijn “Beschouwing Der Wonderen Gods…*)” uit 1762. Sepp geeft in dit werk ook de overeenkomst met de hermelijn aan: “… de Vlinder word by zommige Liefhebberen de Hermelyn genoemd, om die Reeden, dat hy op den Nek en ter wederzyden van denzelven in den wit- of grysachtigen Grond eenige zwarte Vlakjes heeft, waardoor dit Gedeelte (…) eenigzins naar ’t Bont der Hermelynen zweemd.”
De andere twee in ons land voorkomende soorten zijn de witte hermelijnvlinder (Cerura erminea), wiens kleuren nog meer doen denken aan de vacht van de hermelijn (Mustela erminea) in winterkleed. En de berkenhermelijnvlinder(Furcula bicuspis). Deze beide soorten zijn vrij zeldzaam in Nederland, maar komen verspreid over het hele land voor, net als de wilgenhermelijnvlinder.
Verschillende geslachten
Zoals je aan de wetenschappelijke naam kunt zien zijn er voor de hermelijnvlinders twee verschillende geslachten: de Furcula en de Cerura. De reden hiervoor is me nog onduidelijk, zeker omdat de kleine hermelijnvlinder in deze publicatie van P. Haverhorst in De Levende Natuur uit 1916 als Cerura furcula genoemd wordt. Ook voor de wilgenhermelijnvlinder wordt soms het synoniem Cerura bifida gebruikt. Het is in de taxonomie niet altijd even duidelijk. Alle hermelijnvlinders zijn in ieder geval lid van de familie van de tandvlinders (Notodontidae). Deze familie bestaat wereldwijd uit meer dan 3800 soorten, waarvan er 32 in ons land zijn waargenomen. Kenmerken van deze soort zijn een dik lichaam en behaard uiterlijk. De tandvlinders heten zo omdat sommige soorten een opvallende uitstulping (tand) boven de vleugels hebben als deze dichtgevouwen zijn. Deze uitstulping is in feite een uitsteeksel aan de binnenrand van de voorvleugel. Dit is heel mooi te zien op mijn foto van de snuitvlinder (Pterostoma palpina) op de website van de Vlinderstichting.
Vreemde namen
Er zijn geen afbeeldingen gevonden
Even terugkomend op de gelijkenis met hermelijnenbont, komt de witte tijger (Spilosoma lubricipeda) hiernaast dan eigenlijk niet veel dichter in de buurt? De Engelsen vinden in ieder geval van wel, want daar heet deze nachtvlindersoort White Ermine, ofwel witte hermelijn. Het is een mooi onderwerp, de naamgeving van nachtvlinders. De moeite waard om er eens een blogje aan te wijden, binnenkort te verwachten. En uiteraard hoop ik de andere prachtige hermelijnvlinders ook nog eens op het laken aan te treffen.Van rups tot vlinder
Tot slot van dit blogje wil ik jullie graag mee laten genieten van een filmpje wat ik op internet vond van de metamorfose van een rups via het popstadium tot een prachtige hermelijnvlinder. Het filmpje is gemaakt door Eli Ralston. Daarin is heel mooi te zien hoe diertje van minuscuul wurmpje groeit tot een prachtige, haast buitenaards vormgegeven en gekleurde rups, die niks anders doet dan eten en vervellen. Om het oude vel vervolgens weer op te eten, want dat zit boordevol eiwitten. Als hij volgegeten is spint hij een prachtige cocon om zich heen, waarop het popstadium kan beginnen. Na verloop van tijd volgt de apotheose, waarbij hij zich letterlijk “ontpopt” tot een prachtige hermelijnvlinder. Prachtig om te zien, neem er de tijd even voor.
*) Voluit heet deze uitgave: “Beschouwing Der Wonderen Gods In De Minstgeachte Schepzelen Of Nederlandsche Insecten, Naar Hunne Aanmerkelyke Huishouding, Verwonderlyke Gedaantwisseling En Andere Wetenswaardige Byzonderheden, Volgens Eigen Ondervinding Beschreeven, Naar’t Leven Naauwkeurig Getekend, In’t Koper Gebracht En Gekleurd”
Bronnen:
- www.vlinderstichting.nl
- De Levende Natuur 21 (3): 41-46 (1916)
- www.wikipedia.nl
- Klassik Stiftung Weimar, Digitale Sammlungen der Herzogin Anna Amalia Bibliothek
- Video rups gemaakt door Eli Ralston
- Waring P. en Townsend M., Nachtvlinders, De nieuwe veldgids voor Nederland en België, derde druk februari 2017, Kosmos Uitgeverij
Momenteel hebben we nog een tiental rupsjes van de witte hermelijn vlinder, het waren er meer, maar die hebben we op de waardplant gezet, zijn nog niet allemaal verdwenen, zullen wel in de natuur opgaan of gegeten worden.
Het filmpje van Eli Ralston geeft vooralsnog enige gelijkenis van de uit het ei (21 mei) komende rupsjes (27 mei) tot nu toe (17 juni), ze zijn nu tussen de 15 en 20 mm zonder de staart.
Het bekijken was zeker de moeite waard en we hopen het tot cocon, tot vlinder te brengen.
Wat leuk om dat te kunnen volgen, Martin! Zeker bij zo’n prachtige rups en vlinder.
Super mooie blog en leerzaam. Veel succes met de nachtsessies.
Mooie foto’s van de vlinders.?