Wie denkt dat je vlinders uitsluitend tijdens de warme zomermaanden kunt zien heeft het mis. Vanaf vroeg in het voorjaar tot in de late herfst heb je kans om dagvlinders te zien. De dagpauwoog (Aglais io) is in het voorjaar vaak een van de eersten die tevoorschijn komt uit zijn overwinteringsplekje. En op warme decemberdagen kun je bijvoorbeeld nog een gehakkelde aurelia (Polygonia c-album), een citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) of een kleine vos (Aglais urticae) zien. Deze vier soorten overwinteren allemaal als imago. Zodra het te koud wordt zoeken ze een beschut plekje op en gaan in overwinterstand. Waarom zie je de dagvlinders alleen maar vliegen als het warm is? Zij hebben de warmte nodig om actief te worden, om te kunnen vliegen. Dus warmen ze zich graag op in het zonnetje. Nachtvlinders kun je daarentegen bijna het hele jaar rond zien. Zij gebruiken namelijk geen zonnewarmte, maar warmen zich op door heel snel met hun vleugels te trillen. Nachtvlinders zijn ook veel meer behaard dan dagvlinders, wat er voor zorgt dat ze hun lichaamswarmte ook goed vast kunnen houden. Alleen als de temperaturen het vriespunt naderen, houden de nachtvlinders het ook voor gezien. Slechts enkele soorten, waaronder het roesje (Scoliopteryx libatrix) kunnen de vrieskou weerstaan en overwinteren. De anderen gaan dood.
Zolang het niet vriest…
Dit najaar is wel heel erg warm. Pas nu we over de helft van november zijn, beginnen de temperaturen onder de tien graden te zakken en de eerste vorst is reeds gemeld. Maar afgelopen weekend, 12 november, waren we nog volop aan het werk in de tuin en zaten we in een lekker zonnetje een bakkie thee te doen. Zonder jas nota bene. Er vloog vorige week nog een verdwaalde atalanta (Vanessa atalanta) rond, die nog geen zin had om naar het zuiden te trekken. En bij de vijver zat een koppeltje bruinrode heidelibellen (Sympetrum striolatum), die het goed naar hun zin hadden. Twee weken geleden op 29 oktober heb ik het laken nog een keer opgezet. Weliswaar geen enorme aantallen, maar toch zeven leuke soorten. Maar het is nu weer tijd om over te schakelen naar andere methodes om nachtvlinders te lokken. Uiteraard de LedEmmer, die ik zo iedere veertien dagen in de tuin zet ten behoeve van het meetnet nachtvlinders van de Vlinderstichting. En daarnaast nachtvlinders lokken met smeer, waar ik al eens een blogje over geschreven heb. Een methode die prima werkt als het te koud wordt om met de lamp aan buiten te zitten. Een kwestie van op een geschikte avond wat bomen insmeren met dit zoete en welriekende mengsel en als het donker is deze plekken na te lopen. Zolang de temperatuur boven de vijf graden blijft, is de kans op succes groot.
Uilvlekken
Een van de mooiste vlinders die ik regelmatig in het najaar op smeer heb is de meidoornuil (Allophyes oxyacanthae). Op een van de foto’s hieronder is mooi te zien hoe de vlinder met zijn roltong ofwel proboscis het zoetige goedje op de boom tot zich neemt. Naast smeer komt de vlinder ook op licht af. Tussen alle wat bruin gekleurde najaarsvlinders valt de meidoornuil meteen op. De vlinder heeft weliswaar ook vleugels met een bruine grondkleur, maar is niet egaal bruin. De achterrand van de voorvleugel is lichtgekleurd en op de vleugel zijn enkele lichtere en donkere vlekken aanwezig. Deze vlekken worden ook wel uilvlekken genoemd en zijn kenmerkend voor de familie van de nachtvlinders die de uilen (Noctuidae) genoemd wordt.
De meest kenmerkende van deze uilvlekken is de zogenaamde niervlek. Zoals de naam al doet vermoeden heeft deze vaak de vorm van een nier (of boon). Verder worden er nog ringvlekken (die rond van vorm zijn) en tapvlekken (die meer rechthoekig zijn) onderscheiden. De nier- en ringvlek zijn bij heel veel uilensoorten duidelijk te onderscheiden, de tapvlek vaak wat minder. Op de foto hiernaast van een geoogde worteluil (Agrotis clavis) zijn de drie soorten vlekken goed zichtbaar.Bruin en groen
Goed, van de uilvlekken terug naar de meidoornuil. Naast de lichtgekleurde vleugelachterrand heeft de meidoornuil ook nog een heel kenmerkende kopergroene, soms donkergroene bestuiving. Door deze variatie van bruin en groen valt de vlinder nauwelijks op tegen een boomstam of tussen de afgevallen bladeren. Kijk maar op de foto’s hieronder. De meidoornvlinder vliegt van september tot november. De piek is in de eerste twee weken van oktober. In de vliegperiode worden ook de eitjes afgezet. Zoals de Nederlandse naam al doet vermoeden is de meidoorn (Crataegus) een van de waardplanten van deze vlinder, maar zeker niet de belangrijkste. Sleedoorn (Prunus spinosa) en berk (Betula) zijn de echte favorieten. De meidoornuil zou dus beter sleedoornuil of berkenuil heten. Ook lijsterbes (Sorbus) en verschillende fruitbomen dienen verder als waardplant voor de rupsen. De eitjes overwinteren en eind maart, begin april kruipen de kleine rupsjes uit. In vier tot zes weken eten ze zich vol tot een volgroeide rups. Opvallend daarbij is dat de jonge rupsjes ook overdag actief zijn, maar de oudere rupsen alleen voornamelijk ’s nachts eten. Overdag rusten zij, waarbij ze tegen een tak zitten en vrijwel niet opvallen.
Pre-pupaal stadium
Op het moment dat de rupsen volgevreten zijn kruipen ze in de strooisellaag onder de bomen en maken daar een stevige cocon om zich heen. Bijzonder is dat de rups op dat moment nog niet meteen gaat verpoppen, zoals de meeste vlinders wel doen. Bij de meidoornuil vindt de verpopping pas zo’n zes tot acht weken later plaats. De rups zit dus al die tijd in de cocon. Dit noemt men het pre-pupale stadium, ofwel het stadium voor de verpopping. Er zijn meer nachtvlinders die dit kennen, meestal soorten die in het voorjaar als rups leven en pas in het najaar vliegen. Op basis van onderzoek vermoedt men dat dit een strategie van de rups is om bij ongunstige omstandigheden een ander plekje te zoeken om te verpoppen. Bijvoorbeeld als de strooisellaag te nat wordt door aanhoudende regen. De rups kruipt dan uit de cocon en gaat op zoek naar een droge plek om daar opnieuw een cocon te spinnen en uiteindelijk te verpoppen.
Mooi hé, zoals de natuur dat regelt.
Bronnen:
- Vlinderstichting
- Meidoornuil op sleedoorn (Vlinderstichting)
- Waring P. en Townsend M. – Nachtvlinders, de nieuwe veldgids voor Nederland en België – Kosmos Uitgeverij – derde druk, februari 2017
- Voogd J. – Het Nachtvlinderboek – KNNV Uitgeverij – eerste druk, 2019
Bedankt voor de ze interessante wetenswaardigheden en de mooie foto’s Theo. Heb hier vandaag weer wat bijgeleerd over het pre-pupale stadium. Inderdaad weer zo één van die dingen waarvan je zegt… “de natuur zit toch prachtig in elkaar hé”.
Dank je Rudi 😊
Schitterend mooi Theo, ik heb weer genoten.
Dank je Paul 😊
Wederom een mooie blog Theo. Ik heb dit uiltje nog niet gezien maar vind dat hij door de groene kleur ook wel wat op het koperuiltje lijkt. De laatste zag is deze zomer vlak bij huis op bloeiende smeerwortel.
Dank je Peter. De koperuil is inderdaad ook heel mooi, vooral als het zonnetje op die prachtige koperen vleugeldelen schijnt.
Wat een prachtige vlinder en zo mooi op de plaat gezet. Ik heb deze soort nog niet mogen zien.
Dankjewel weer voor je leuke blog. Tot de volgende.
Groetjes Ellen
Graag gedaan Ellen. 😊
Mooi artikel weer Theo.
De Meidoornuil heb ik helaas zelf nog niet gezien, maar vorig jaar heb ik enkele jonge Meidoorns geplant.
Dus wie weet….
Hartelijke groeten
Adrie
Dank je Adrie. Je had beter sleedoorn en ruwe berk geplant 😎, maar wie weet. En meidoorn is ook heel mooi en een echte vogeltrekker.
Heel interessant. Dank je wel!
Winnifred
Dank je Winnifred, graag gedaan 😊