De natuur zit heel slim in elkaar. Iedere keer word je weer verrast. Vrijwel niets wordt aan het toeval overgelaten en bijna overal is een doordacht antwoord op. Een van die slimmigheidjes is wat we ‘mimicry’ noemen, ofwel nabootsing. Een dier of plant lijkt dan heel sterk op een ander dier of plant. De belangrijkste reden voor deze nabootsing is afschrikking en zorgen dat je niet opgegeten wordt. Denk bijvoorbeeld aan het geel-zwart gestreepte achterlijf van de wespspin waar ik in een eerder blogje over schreef. Er zijn vier verschillende vormen van mimicry, genoemd naar hun ontdekkers. Twee licht ik er hier even uit omdat deze veel op elkaar lijken en ook van toepassing zijn op de soort die in dit blogje aan bod komt.
Mimicry van Müller
De eerste vorm is vernoemd naar de Duitse arts en bioloog Fritz Müller. Hij ontdekte dat er diersoorten zijn die zich kunnen verdedigen tegen predatoren, bijvoorbeeld met een angel, gif of onsmakelijke afscheiding. Deze predatoren leren vervolgens van deze ervaring en zullen een volgende keer, als ze weer zo’n soortgelijk beest tegenkomen, het wel nalaten om deze aan te vallen of op te eten. Bijvoorbeeld wespen, die allemaal felgele kleuren op hun achterlijf hebben. De ene soort wat meer dan de ander. De predator weet, als hij eenmaal heeft kennisgemaakt met een wespensteek, dat al die beesten met een geelgestreept achterlijf een vervelende prik kunnen uitdelen. En dus laten ze een volgende wesp links liggen. De prooidieren hebben allemaal zogenaamde waarschuwingskleuren of aposematische kleuring zoals dat genoemd wordt. Vaak combinaties van rood, geel, zwart en wit die een duidelijk signaal afgeven. Müller kwam er door een onderzoek met vlinders ook achter dat sommige soorten een vieze vloeistof afscheidden zodra ze vastgepakt werden. Die vieze vloeistof maakte de vlinder onsmakelijk en de vogel liet voortaan vlindersoorten met soortgelijke waarschuwingskleuren met rust.
Mimicry van Bates
De tweede vorm is voor het eerst beschreven door de Britse natuuronderzoeker en entomoloog Henry Walter Bates. Daarbij lijkt een ongevaarlijke soort op een gevaarlijke (bijvoorbeeld giftige) soort. Volgens Bates kon deze vorm van mimicry verklaard worden aan de hand van de natuurlijke selectie, zoals dit eerder door zowel Charles Darwin als Alfred Russel Wallace was beschreven. Natuurlijke selectie wil in het kort zeggen dat sommige organismen uit een bepaalde populatie meer kans hebben om te zorgen voor overlevende nakomelingen dan minder goed aangepaste organismen. De Britse socioloog, filosoof en antropoloog Herbert Spencer bedacht hiervoor in 1864 de term survival of the fittest na het lezen van On the Origin of Species van Darwin. Het is dus niet Darwin die deze term bedacht heeft, ook al wordt die vaak aan hem toegeschreven.
Bijna een bij
Een van de soorten die dankbaar gebruik maakt van de mimicry van Bates is de blinde bij (Eristalis tenax). Alleen de naam al roept vragen op, laat ik daar dan maar meteen mee beginnen. De blinde bij is geen bij en is ook niet blind. Blind heeft in dit geval een zelfde betekenis als doof in dovenetel (Lamium). In die naam heeft doof de oude betekenis van ‘niet werkend’. Net zoals een gedoofd vuur. De dovenetel lijkt immers heel sterk op een brandnetel (Urtica), maar het is er geen familie van. Overigens ook een staaltje mimicry, want dat komt niet alleen bij dieren voor maar ook bij planten. De dovenetel prikt niet zoals een brandnetel, maar door te doen alsof hij wel prikt wordt hij niet gauw gegeten. Bij de blinde bij is dat ook het geval. Hij lijkt heel erg op een bij en dan met name op een honingbij (Apis mellifera), maar behoort niet tot de bijen. Hij behoort namelijk tot de familie van de zweefvliegen (Syrphidae). Dus hij doet net alsof hij een bij is om te voorkomen dat predatoren hem opeten of te dicht naderen. Hij zou ze namelijk eens flink kunnen steken als hij echt een bij zou zijn.
Onvoorspelbaar
Want de blinde bij heeft, net als alle zweefvliegen, geen angel om mee te kunnen steken. Dieren (en ook wij mensen) hebben dus helemaal niks te duchten van deze blinde bij. En niet alleen de blinde bij past dit staaltje mimicry toe, er zijn veel meer zweefvliegen met dit kunstje. Zoals de kegelbijvlieg (Eristalis pertinax), die veel op de blinde bij lijkt. Samen met de bosbijvlieg (Eristalis horticola), de puntbijvlieg (Eristalis nemorum) en de kleine bijvlieg (Eristalis arbustorum) zijn dit de meest voorkomende leden van het geslacht Eristalis. Totaal komen er vijftien soorten van het geslacht Eristalis voor in ons land, waaronder ook een met de grappige naam onvoorspelbare bijvlieg (Eristalis similis). Hoe komen ze op zo’n naam? Dat heeft niks te maken met het onvoorspelbare karakter van deze zweefvlieg, want hij doet gewoon zoals alle zweefvliegen doen. Beetje rondvliegen, nectar verzamelen, partner zoeken, paren enzovoorts. De naam dankt de zweefvlieg aan het feit dat de soort in sommige jaren veel meer voorkomt dan in andere jaren. 2021 vormde een echte uitschieter, want toen was het aantal waarnemingen van de onvoorspelbare bijvlieg ruim het tienvoudige van 2020 en 2022. Op de foto’s hieronder zie je de genoemde bijvliegsoorten.
Wespentaille
Hoewel de blinde bij, zeker voor leken, enorm op de honingbij lijkt, zijn er wel enkele duidelijke verschillen. Allereerst het aantal vleugels. Bijen hebben namelijk vier vleugels, net als hommels (die tot de bijen behoren) en wespen. Zweefvliegen behoren tot de orde van de Diptera ofwel tweevleugeligen. Ook vliegen, langpootmuggen en dazen horen tot deze orde en hebben dus maar twee vleugels. Ze hadden er overigens ooit wel vier, maar de twee achterste vleugels zijn gereduceerd tot kleine, soms knotsvormig orgaantjes die zich achter de voorvleugels bevinden: de zogenaamde halters. Deze orgaantjes zorgen voor het evenwicht en stabilisatie tijdens de vlucht. Het aantal vleugels is alleen maar goed zichtbaar als het insect stil zit. Een ander verschil wat dan ook goed zichtbaar is, is de petiolus. De wetenschappelijke term voor de zogenaamde wespentaille. Net als wespen hebben ook bijen een erg smalle verbinding tussen het borststuk en achterlijf. De zweefvliegen hebben dat niet. Tot slot heeft de blinde bij – net als vele zweefvliegen – een wat schichtige vlucht. Hij vliegt van de ene positie naar de andere en blijft dan even stil hangen in de lucht. Bijen vliegen veel vloeiender en blijven niet zo lang stilhangen in de lucht. Zo zijn er nog wel meer verschillen, maar dit zijn de meest opvallende.
Rattenstaart
Net als andere insecten begint de levenscyclus van de blinde bij als eitje. In het najaar worden de vrouwtjes door de mannetjes bevrucht, waarna de laatste sterven. Hun taak zit er op. De vrouwtjes overwinteren, bijvoorbeeld achter boomschors en in muurspleten, en leggen in het vroege voorjaar zo’n 100 tot 150 eitjes. Het zijn dan ook een van de eerste zweefvliegen die je bij de eerste warme dagen kunt zien. Die eitjes legt ze trouwens op een beetje vreemde plek, namelijk in vies water. Modderpoeltjes, sloten met dood water, het kan haar niet mottig genoeg zijn. Met name gierkelders of plasjes water bij een mesthoop verdienen de voorkeur. Na twee à drie dagen komen de kleine larfjes uit de eitjes gekropen. Ze doen zich te goed aan allerlei rottend organisch materiaal dat in die plasjes in overvloed aanwezig is. Eventueel plankton wordt ook door hen gegeten. De larve leeft voornamelijk in de modderlaag en heeft een bijzondere manier om adem te halen. Veel in het water levende larven ademen door hun achterlijf, zo ook die van de blinde bij. Maar deze larve heeft aan het achterlijf een uitschuifbare buis. Door de buis uit te schuiven tot boven het wateroppervlak kan de larve lekker in de modderlaag blijven en toch ademen. Vanwege deze lange buis, die wel tien tot vijftien centimeter lang kan worden, wordt de larve ook wel rattenstaartlarve genoemd. De larve zelf wordt overigens zo’n twee tot drie centimeter lang. De staart is dus vele malen langer dan de larve. Hieronder een foto van zo’n rattenstaartlarve met die typische lange staart.
Rattenstaartlarve blinde bij (Eristalis tenax) – foto: Eddy Vermandel (www.vermandel.com)
Twee generaties
De larve vreet zich het buikje rond en moet daarom ook een paar keer vervellen. Na enkele weken zijn de larven volgroeid en kruipen ze op het droge. Ze zoeken dan een plekje om te verpoppen en de metamorfose naar een volwassen blinde bij kan beginnen. Vanaf juni komen de eerste imago’s tevoorschijn, waarna de cyclus weer opnieuw begint. De blinde bijen leven ongeveer twee tot drie maanden als imago, daarom zijn er twee generaties per jaar. De imago’s die in juni uitvliegen zorgen voor de eitjes waar de najaarsgeneratie uit voortkomt. En de bevruchte vrouwtjes van die najaarsgeneratie overwinteren weer om in het voorjaar de eitjes af te zetten. Daarom kun je blinde bijen ook nog tot laat in het najaar zien. Op zonnige herfstdagen kun je blinde bijen op bloeiende planten zien met een voorkeur voor soorten waarbij de nectar niet te diep zit. Zoals bijvoorbeeld margriet (Leucanthemum vulgare) paardenbloem (Taraxacum officinale), duizendblad (Achillea millefolium) en onze nationale plant het madeliefje (Bellis perennis). Maar bovenal is bloeiende klimop (Hedera helix) favoriet bij de blinde bij.
Fascinerende beestjes toch, die insecten. En dan te bedenken dat er zo’n 5,5 miljoen verschillende soorten op de aarde voorkomen, waarvan ruim zesentwintigduizend in ons land. Het is des te triester dat een op de vier insectensoorten wereldwijd met uitsterven bedreigd wordt, hoofdzakelijk door toedoen van de mens. Hoogste tijd om dit tij te keren. Daar kun je zelf ook met kleine stapjes een steentje aan bijdragen. Bijvoorbeeld door het aanplanten van nectarplanten en dan het liefst zoveel mogelijk inheemse soorten, zoals hierboven genoemd. De insecten zullen je dankbaar zijn.
Bronnen:
Hallo filmster,
Leuk om je gisteren in beeld en geluid gezien en gehoord te hebben.
Voor mij is ook de rattenstaartlarve nieuw en ook nog niet gezien.
Zo leer ik elke keer weer wat bij.
Ik dank je weer voor je leerzame blog met prachtige foto’s.
Tot de volgende blog,
Groetjes Ellen
Dank je Ellen, het was een leuk stukje inderdaad. En ik leer ook iedere keer weer veel bij van het onderzoeken voor mijn blogjes en voorbereidingen op excursies en lezingen.
Dank je Theo voor deze leerzame uiteenzetting
Graag gedaan weer Ellen😊
Zelf ben ik zeer geïnteresserd in bijen en zweefvliegen. Wat ‘n variëteit gelukkig nog.
De rattenstaartlarve van de blinde bij is nieuw voor me. Pràchtig, de manier van ademen!
Bijzonder leerzaam en lekker leesbaar Theo.
Superdank!
💚👍🥰
Dank je Ellen! 😊
Wat een leuk blog! Hoe vaak ik vroeger blinde bijen voor een wannabee aanzag! Ik leerde ze kennen toen ik ze veel op Jakobskruiskruid zag zitten. ( samen met nog een hele hoop andere soorten insecten, maar echt veel zweefvliegen)
Dank je Esther! Wannabee, leuk bedacht. Jakobskruiskruid zit vol met zweefvliegen in allerlei soorten en maten.
weer erg interessant en leerzaam
bedankt
groet Carla
Dank je Carla 🙂
Theo, wat een prachtig verhaal weer, ik heb genoten en een heleboel nieuwe dingen geleerd over de blinde bij. Deze vingen wij vroeger met de hand, af en toe pakte je een verkeerde (echte bij) en werd je gestoken.
Heel hartelijk bedankt voor alle info en tot het volgende blogje gr Jac
Dank je Jac. Dat is natuurlijk ook een methode om te controleren of je met een bij of niet te maken hebt. Maar wel een soms pijnlijke 🙂
Wat een prachtige en vooral zeer volledige uiteenzetting over de Blinde bij. Natuurlijk is wereld dierendag niet enkel voor de huisdieren bedoeld 🙂 Knap blogje hoor !!!
Dank je Rudi! 🙂