Levendbarende hagedis

Bij een van mijn omzwervingen op het Ballooërveld wees een echtpaar mij op een salamander die ze op het knuppelpad hadden gezien. Ik had meteen door wat ze bedoelden en vertelde dat het geen salamander was, maar een hagedis. Deze vergissing komt vaker voor. En het leverde weer een leuk idee op voor een blogje om het verschil uit te leggen. Want wat er op het knuppelpad in het zonnetje zat was een levendbarende hagedis (Zootoca vivipara), ook wel de kleine hagedis genoemd. Het is een van de vier hagedissensoorten die in ons land voorkomen. De overige drie zijn de zandhagedis (Lacerta agilis), de zeer zeldzame muurhagedis (Podarcis muralis) en de hazelworm (Anguis fragilis). Die laatste wordt ook wel eens voor een slang aangezien, want hij beweegt zich voort als een slang. Het is echter een pootloze hagedis.

Reptielen en amfibieën

Die vergissing van de hazelworm met een slang is overigens ook niet zo vreemd, want het zijn beiden reptielen. In Nederland kennen we drie slangensoorten: de adder (Vipera berus), waar ik al eerder een blogje over schreef, de ringslang (Natrix helvetica) en de gladde slang (Coronella austriaca). Dat maakt het totaal aantal soorten reptielen in ons land dus zeven stuks. Maar die salamander dan, is dat geen reptiel? Nee, salamanders behoren, net als kikkers en padden, tot de amfibieën. Zowel reptielen als amfibieën zijn koudbloedige gewervelde dieren, maar daar houdt iedere vergelijking dan ook op. Kenmerkend voor amfibieën is onder meer dat hun jongen, de larven, uitsluitend in het water kunnen leven en zich daar ontwikkelen tot volwassen dieren. De larven halen zuurstof uit het water door middel van kieuwen die zich buiten het lichaam bevinden. Als ze volwassen worden verliezen ze hun kieuwen en gaan ze zuurstof uit de lucht te halen via hun longen. Verder hebben amfibieën een gladde huid en reptielen hebben schubben op hun lichaam.

Eierlevendbarend

Reptielen kennen geen larvaal stadium. Ze produceren eieren met een leerachtige of kalkachtige schaal. Sommige soorten broeden die zelf uit, maar de meesten leggen hun eieren in het warme zand (zoals schildpadden) of in rottende hopen organisch materiaal (zoals de ringslang). De warme omgeving zorgt ervoor dat de eieren op voldoende temperatuur blijven zodat de jongen zich in het ei kunnen ontwikkelen. Maar er zijn ook reptielen waarbij de eieren in het lichaam tot ontwikkeling komen. De eieren worden dus als het waren in het lichaam van het vrouwtje uitgebroed. Dit noemen we eierlevendbarend ofwel ovoviviparie. De eitjes hebben dan geen kalkachtige of leerachtige schaal, maar een zacht vlies waar de jongen makkelijk uit kunnen breken. De embryo’s ontwikkelen zich in het eitje, net zoals bij vogels. Alleen blijft het eitje in het lichaam van het moederdier. Pas als ze groot genoeg zijn en ze beginnen te bewegen zal het vrouwtje de jongen ‘baren’.

Levendbarend

Als de jongen van een eierlevendbarend dier gebaard worden, wat is dan het verschil met levendbarendheid (ofwel viviparie) zoals bij de mens en andere zoogdieren? In beide gevallen baart het moederdier immers haar jongen. Bij ons en andere zoogdieren krijgt het embryo voeding via de placenta toegediend en voert via dezelfde weg de afvalstoffen af. Het embryo is dus afhankelijk van het moederdier. Bij dieren die eieren leggen (of ze nu in het lichaam tot ontwikkeling komen of niet) zitten de eerste voedingsstoffen van het embryo allemaal in het ei. Bij dieren die het ei buiten het lichaam uitbroeden, zoals bijvoorbeeld vogels, is er overigens sprake van oviparie. Niet alleen bij vogels trouwens, ook bij de meeste geleedpotigen, zoals insecten en spinnen, maar ook bij vissen, amfibieën en sommige weekdieren is dat het geval. En bij een aantal reptielensoorten zoals sommige slangen maar ook krokodillen. Er zijn zelfs zoogdieren die eieren leggen en die vervolgens buiten het lichaam uitbroeden. Dat zijn er niet veel, namelijk het vogelbekdier en de drie soorten mierenegels. Deze vier soorten samen worden ook wel de cloacadieren genoemd. De jongen van deze diersoorten worden na de geboorte door de moeder gezoogd.

Eierlevendbarende hagedis?

Maar de hoofdrolspeler van dit blogje, de levendbarende hagedis, is dus eigenlijk eierlevendbarend. Waarom dan toch de Nederlandse naam ‘levendbarend’? Dat heeft zijn oorsprong in de wetenschappelijke naam, want zoals je daar kunt zien is de soortnaam vivipara. Toen Linnaeus het dier destijds op naam bracht was hij in de veronderstelling dat de hagedis de jongen levend ter wereld bracht. Inmiddels weten we dat er veel meer dieren zijn die eierlevendbarend zijn, zoals verschillende soorten haaien, geleedpotigen zoals bladluizen, slakken, maar ook andere reptielen zoals de adder. En wat dacht je van bekende aquariumvissen als de guppy (Poecilia reticulata) en de black molly (Poecilia sphenops). Ook die zijn eierlevendbarend. Zij vormen dus allemaal eieren binnen het lichaam, waarin het embryo tot ontwikkeling komt. En als het jong voldoende ontwikkeld is, verlaat deze het moederlichaam.

Koudbloedige dieren

De levendbarende hagedis heeft het grootste verspreidingsgebied van alle landreptielen. Het beslaat vrijwel geheel Europa en Azië vanaf Ierland tot Japan. IJsland en Portugal zijn de enige Europese landen waar deze soort niet aanwezig is. De hagedis komt in vele habitatsoorten voor met een voorkeur voor begroeide en relatief vochtige gebieden zoals graslanden, natte weiden, hoog- en laagveen en droge delen van moerassen. Maar ook in drogere omgevingen kun je de levendbarende hagedis tegenkomen, zoals duinen, open bossen en heidegebieden. Dat is dus nog een verschil met amfibieën: een hagedis hoeft geen water in de buurt te hebben. Maar dat wil niet zeggen dat een levendbarende hagedis niet kan zwemmen. Integendeel: het is een uitstekende zwemmer en als er water in de buurt is zal hij daar regelmatig gebruik van maken. De hagedis gebruik water ook om te migreren van de ene plek naar de andere. Het vermoeden is ook dat de verspreiding van de hagedissen over zo’n groot gebied voor een deel te wijten is aan overstromingen, waardoor ze in de lager gelegen gebieden terechtkwamen. Het belangrijkste voor de levendbarende hagedis is echter dat er in het leefgebied open plekken zijn waar het dier kan zonnen om op te warmen. Hetzelfde wat ook van belang is voor bijvoorbeeld adders. Het zijn immers koudbloedige dieren en ze moeten zich eerst kunnen opwarmen voordat ze actief worden.

Eten en gegeten worden

Het menu van de levendbarende hagedis bestaat voornamelijk uit insecten, wormen en spinnen. Veel voedsel heeft het dier overigens niet nodig, ongeveer 0,5 gram voedsel per dag. Jaarrond komt dat neer op zo’n zestig tot honderd prooien. Ook rupsen staan op het menu, maar die slikt de hagedis niet in. Hij kauwt het sappige en eiwitrijke binnenste uit de rups en laat de huid achter. Jonge hagedisjes hebben het vooral gemunt op kleine prooien als bladluizen. De levendbarende hagedis staat niet bovenaan de voedselketen en vormt dus zelf ook een prooi. Met name vogels als kraaiachtigen, torenvalk (Falco tinnunculus) en buizerd (Buteo buteo) hebben het op de dieren gemunt. En natuurlijk ook de klapekster (Lanius excubitor) en de grauwe klauwier (Lanius collurio), die de hagedissen niet altijd meteen opeten maar als voorraadje op doornen en prikkeldraad spietsen. Daarnaast zijn onder andere de wezel (Mustela nivalis) en egel (Erinaceus europaeus) belangrijke predatoren. En niet te vergeten de adder (Vipera berus) die zich in dezelfde habitats als de levenbarende hagedis ophoudt. Voor de adder is deze hagedis zelfs zijn belangrijkste voedsel.

Staart verliezen

Als een predator de hagedis bij zijn staart pakt heeft het dier nog een bijzondere mogelijkheid om aan de eetlust van zijn belager te ontsnappen. De staart kan namelijk afbreken wat caudale autonomie genoemd wordt. Dit gebeurt bij een speciale wervel die zwakker is dan de rest van de staart. Het bijzondere is dat de spieren en zenuwen in het afgebroken stukje staart nog enige tijd actief blijven en het stukje blijft kronkelen. In de hoop dat de belager zich op dit stukje staart richt heeft de hagedis de kans om te ontsnappen. Het stukje staart achterlatend als stille getuige. Spieren op de plek van de breuk knijpen het stompje af waardoor er nauwelijks bloedverlies optreedt. Na enige tijd groeit de staart weer aan en lijkt het alsof er nooit iets gebeurd is. Al is die staart 2.0 altijd kleiner en donkerder van kleur dan het origineel. Deze caudale autonomie komt bij meerdere hagedissensoorten voor.

Achteruitgang

Omdat de levendbarende hagedis zo’n groot verspreidingsgebied heeft, waar hij ook nog algemeen voorkomt, wordt deze wereldwijd niet bedreigd. De internationale natuurbeschermingsorganisatie International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) heeft de hagedis de beschermingsstatus ‘veilig’ gegeven. In Nederland gaat het echter niet goed met deze soort. Begin twintigste eeuw kwam deze nog erg algemeen voor, maar door verdroging, verzuring en vermesting en daar bovenop versnippering van het leefgebied is de soort sterk achteruitgegaan. Sinds 1994 is de populatie met meer dan 60% afgenomen. Maar dat is niks nieuws onder de zon, want de natuur in ons land holt de afgelopen decennia op meerdere fronten achteruit.

Schuwe beestjes

Gelukkig kunnen we her en der nog genieten van deze mooie beestjes. Ze zijn erg schuw. Bij de minste of geringste verstoring schieten ze weg het struikgewas in of ze duiken onder het vlonderpad zoals bij het Ballooërveld. En als ze bij water zitten, duiken ze vaak onder water. Daar kunnen ze wel enkele minuten blijven zitten voor ze boven moeten komen om adem te halen. Het fotograferen is dan ook een klusje van geduld en rust. Mocht je een levendbarende hagedis – letterlijk – op je pad tegenkomen, neem dan even de tijd en de rust om te genieten van dit prachtige en bijzondere beestje.

Bronnen en meer informatie:

Dit bericht heeft 6 reacties

  1. Frank Holweg

    Prachtige blog! Een toevoeging: Als een hagedis haar of zijn staart verliest om aan een predator te ontkomen, kost het verlies en de hergroei van een nieuwe staart veel energie. De staart dient namelijk ook voor opslag van reserves. Om de hergroei mogelijk te maken worden zelfs de eieren in het lichaam van eierdragende vrouwtjes weer afgebroken om de overleving van het volwassen dier veilig te stellen. Laat als mens hagedissen dus met rust.

    1. Theo

      Dank voor je reactie en je aanvulling Frank! We moeten sowieso de natuur met rust laten, alle verstoring kost energie en vermindert de overlevingskans.

  2. CoJac

    Theo weer een pracht blogje over de hagedis dit keer. Genoten en kijk uit naar naar je volgende blogje.
    gr CoJac

  3. Ellen

    Dankjewel voor je leerzame blog en prachtige foto’s.
    Wat steekt de natuur toch ingenieus in elkaar.
    Ik wens je een mooi weekend en tot de volgende blog.
    Groetjes Ellen

Geef een reactie