De viervlek

Een van de libellen die je vanaf april kunt zien is de viervlek (Libellula quadrimaculata). Deze middelgrote libel, met een lengte tussen de vier en vijf centimeter, is vrij makkelijk te herkennen. Want, zoals de Nederlandse naam al aangeeft, heeft deze vier vlekken, op iedere vleugel één. Deze zwarte vlek is erg duidelijk zichtbaar en zit ongeveer halverwege de vleugel bij de zogenaamde nodus. Daarnaast heeft deze libel ook donkere pterostigmata, dus hebben ze eigenlijk twee vlekken per vleugel. Maar iedere libel heeft pterostigmata, dus die tellen we dan even niet mee. De wetenschappelijke naam verwijst ook naar de vier vlekken, want quater is Latijn voor viermaal en maculata betekent gevlekt.

Achterlijfaanhangsels

De viervlek heeft een vrij breed en plat achterlijf dat uitloopt in een punt. Wat ook wel opvallend is, is de flinke beharing op het lijf. Dat zie je niet zo vaak bij libellen. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben dezelfde kleur. Het achterlijf van een vrouwtje is wel iets breder. Daarnaast kun je het verschil tussen beide geslachten zien aan de achterlijfaanhangsels. Bij het mannetje buigen deze wat naar buiten, bij het vrouwtje is dat niet het geval.

Territoriaal gedrag

De viervlek komt voor in allerlei stilstaande, niet al te grote wateren met een rijke vegetatie. Bij grote en diepe plassen en in stromend water zul je hem niet aantreffen. Maar wel bijvoorbeeld bij voedselarme vennen en hoogveen. Ook komt de soort wel in vijvers voor, maar zelden in stedelijk gebied. Je kunt hem in heel Nederland vinden. De viervlek vliegt van april tot en met september. De mannetjes zitten vaak op uitkijkposten, zoals bijvoorbeeld een riet- of pijpenstrootjestengel, en houden daarbij de omgeving goed in de gaten. Komt er een mannetje in de buurt, dan wordt die niet geduld in het territorium en onmiddellijk verjaagd. Een vrouwtje wordt daarentegen direct vastgegrepen voor een paring. Als de paring heeft plaatsgevonden zet het vrouwtje de eitjes af in ondiep water. Het mannetje blijft steeds in de buurt van haar vliegen en andere mannetjes die te dichtbij komen om met het vrouwtje te paren worden ook weer meteen verjaagd.

Uitsluipen

Als de slechts 0,5 mm lange eitjes in het water afgezet zijn, komen na enige tijd de larfjes eruit gekropen. Zij voelen zich het beste thuis tussen grof organisch materiaal op de bodem en jagen op allerlei waterbeestjes. Net als bij andere libellenlarven worden prooien die groter zijn dan zijzelf niet geschuwd. De larven overwinteren over het algemeen twee tot drie keer, maar het komt ook voor dat ze het jaar erop al uitsluipen. Ze kruipen dan uit het water in de oevervegetatie tot maximaal een meter boven het wateroppervlak. Daar klemmen ze hun poten om de stengel en begint het fascinerende proces van uitsluipen. En na het drogen en uitharden van de vleugels vliegt er weer een prachtige viervlek uit.

Bronnen en meer informatie:

  • Vlinderstichting
  • Wikipedia
  • Bos, F. – Wasscher, M. – Reinboud, W. – Veldgids Libellen – KNNV Uitgeverij – Zesde druk 2012
  • Katsman, J. – Fotogids van de Libellen van Nederland – Eerste druk 2019

Dit bericht heeft 6 reacties

  1. Jacqueline

    Ik loop een beetje achter met het lezen van je blogs, maar heel interessant dit. Leuk!

  2. Ingrid van den Berg

    wat interressant Theo, weer wat geleerd, bedankt.
    Je hebt ook een mooie tekst geschreven.
    Groeten van Ingrid van den Berg

  3. Jac Jacobs

    Bedankt Theo, weer een pracht blogje over de libellen. ik heb weer genoten en veel geleerd,
    gr Jac.

Geef een reactie