Een van de libellen die je vanaf april kunt zien is de viervlek (Libellula quadrimaculata). Deze middelgrote libel, met een lengte tussen de vier en vijf centimeter, is vrij makkelijk te herkennen. Want, zoals de Nederlandse naam al aangeeft, heeft deze vier vlekken, op iedere vleugel één. Deze zwarte vlek is erg duidelijk zichtbaar en zit ongeveer halverwege de vleugel bij de zogenaamde nodus. Daarnaast heeft deze libel ook donkere pterostigmata, dus hebben ze eigenlijk twee vlekken per vleugel. Maar iedere libel heeft pterostigmata, dus die tellen we dan even niet mee. De wetenschappelijke naam verwijst ook naar de vier vlekken, want quater is Latijn voor viermaal en maculata betekent gevlekt.
Pterostigmata?
Even over die pterostigmata of pterostigma’s zoals het meervoud ook wel eens geschreven wordt. Wat zijn dat nu precies? In eerdere blogjes over libellen en juffers heb ik het ook al meerdere malen genoemd. Pterostigma (het enkelvoud) komt van het Griekse ptero (πτερο), wat vleugel betekent en stigma (στίγμα) dat (brand)merk betekent. Het pterostigma is een gekleurde vleugelcel. Een cel is het vlies tussen de buisjes in de vleugels. Dat vlies is gemaakt van chitine, hetzelfde materiaal waar ook het exoskelet van insecten van gemaakt is. Die buisjes vormen het fijne aderwerk in de vleugel. Zie ook de foto hieronder (niet van een viervlek overigens). Als een libel of juffer de laatste vervelling achter de rug heeft, het zogenaamde uitsluipen, laat het insect in de zon de vleugels drogen. En daarnaast worden deze buisjes volgepompt met lucht. Door het drogen en uitharden van de buisjes en het vlies ontplooien zich de vleugels zoals we die kennen.
Trillingsdemper
De kleur van de pterostigmata is een goed hulpmiddel bij het determineren van de libellensoort. Zo heeft de koraaljuffer lichtroodgekleurde pterstigmata en die van de daarop lijkende vuurjuffer zijn zwart. De pterostigmata zijn niet alleen anders van kleur, ze zijn ook iets dikker dan de overige vleugelcellen. En dat heeft uiteraard ook een reden. Doordat ze iets dikker zijn, zijn ze ook wat zwaarder. Niet zoveel zwaarder hoor, het gewicht van een pterostigma is maar ongeveer 0,1% van het gewicht van de totale libel. Maar dit kleine beetje gewicht aan de vleugelvoorrand zorgt er voor dat bij een glijvlucht de vleugels niet gaan trillen. Toch wel bijzonder hoe de natuur dat weer bedacht heeft. Overigens zijn het niet alleen juffers en libellen die pterostigmata hebben. Ook bij andere insectenordes komt dit voor. Zoals bij een aantal vliesvleugeligen, waartoe de mieren, bijen en wespachtigen behoren.
Achterlijfaanhangsels
Terug naar de viervlek. Deze libel heeft een vrij breed en plat achterlijf dat uitloopt in een punt. Wat ook wel opvallend is, is de flinke beharing op het lijf. Dat zie je niet zo vaak bij libellen. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben dezelfde kleur. Het achterlijf van een vrouwtje is wel iets breder. Daarnaast kun je het verschil tussen beide geslachten zien aan de achterlijfaanhangsels. Bij het mannetje buigen deze wat naar buiten, bij het vrouwtje is dat niet het geval.
Territoriaal gedrag
De viervlek komt voor in allerlei stilstaande, niet al te grote wateren met een rijke vegetatie. Bij grote en diepe plassen en in stromend water zul je hem niet aantreffen. Maar wel bijvoorbeeld bij voedselarme vennen en hoogveen. Ook komt de soort wel in vijvers voor, maar zelden in stedelijk gebied. Je kunt hem in heel Nederland vinden. De viervlek vliegt van april tot en met september. De mannetjes zitten vaak op uitkijkposten, zoals bijvoorbeeld een riet- of pijpenstrootjestengel, en houden daarbij de omgeving goed in de gaten. Komt er een mannetje in de buurt, dan wordt die niet geduld in het territorium en onmiddellijk verjaagd. Een vrouwtje wordt daarentegen direct vastgegrepen voor een paring. Als de paring heeft plaatsgevonden zet het vrouwtje de eitjes af in ondiep water. Het mannetje blijft steeds in de buurt van haar vliegen en andere mannetjes die te dichtbij komen om met het vrouwtje te paren worden ook weer meteen verjaagd.
Uitsluipen
Als de slechts 0,5 mm lange eitjes in het water afgezet zijn, komen na enige tijd de larfjes eruit gekropen. Zij voelen zich het beste thuis tussen grof organisch materiaal op de bodem en jagen op allerlei waterbeestjes. Net als bij andere libellenlarven worden prooien die groter zijn dan zijzelf niet geschuwd. De larven overwinteren over het algemeen twee tot drie keer, maar het komt ook voor dat ze het jaar erop al uitsluipen. Ze kruipen dan uit het water in de oevervegetatie tot maximaal een meter boven het wateroppervlak. Daar klemmen ze hun poten om de stengel en begint het fascinerende proces van uitsluipen. En na het drogen en uitharden van de vleugels vliegt er weer een prachtige viervlek uit.
Bronnen en meer informatie:
- Vlinderstichting
- Wikipedia
- Amateur Entomologists’ Society
- Åke Norberg, R. The pterostigma of insect wings an inertial regulator of wing pitch. J. Comp. Physiol. 81, 9–22 (1972). https://doi.org/10.1007/BF00693547
- Bos, F. – Wasscher, M. – Reinboud, W. – Veldgids Libellen – KNNV Uitgeverij – Zesde druk 2012
- Katsman, J. – Fotogids van de Libellen van Nederland – Eerste druk 2019
Ik loop een beetje achter met het lezen van je blogs, maar heel interessant dit. Leuk!
Dank je Jacqueline 🙂
wat interressant Theo, weer wat geleerd, bedankt.
Je hebt ook een mooie tekst geschreven.
Groeten van Ingrid van den Berg
Graag gedaan Ingrid, groeten terug. 🙂
Bedankt Theo, weer een pracht blogje over de libellen. ik heb weer genoten en veel geleerd,
gr Jac.
Graag gedaan weer 🙂