Groot en groen

Een van de mooiste geluiden van de (na)zomer vind ik toch wel dat van sprinkhanen en krekels. Op zo’n heerlijk zwoele zomeravond buiten zitten met een lekker glas wijn en dan dat geluid op de achtergrond. ‘Frankrijk-avonden’ noemen wij dat, als herinnering aan vakanties in een gîte ergens op het Franse platteland. Het is ook zo’n vertrouwd geluid, al hoor je het hier zeker niet overal. In een kale tuin met stenen of een strak gemaaid gazonnetje zul je het niet gauw horen. Ook niet in een stad waar het openbaar groen veelal weinig kans van slagen gegund wordt. Maar als er een terrein of tuin in de buurt is waar het gras en de kruiden wel de kans krijgen om lekker hoog te groeien, dan is succes verzekerd. Er is één soort die er qua geluid met kop en schouders bovenuit steekt: de grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima).

Sprinkhanen en krekels

Deze grote groene sabelsprinkhaan is een van de circa vijfentwintigduizend soorten die horen tot de orde van de zogenaamde rechtvleugeligen (Orthoptera). Deze orde is ingedeeld in twee hoofdgroepen: de langsprieten (Ensifera) – waartoe naast de sabelsprinkhanen (Tettigoniidae) ook de krekels (Gryllidae) behoren – en de kortsprieten (Caelifera), ook wel de echte sprinkhanen genoemd. Dat levert wel enige verwarring op, want op basis van de naam sabelsprinkhaan zou je verwachten dat deze tot de Caelifera behoren. Eigenlijk zou grote groene sabelkrekel veel logischer zijn. Maar de naam sabelsprinkhaan is waarschijnlijk al zo oud en ingeburgerd dat het verloren moeite is om deze te wijzigen. De Nederlandse naam langsprieten en kortsprieten maakt het onderscheid tussen de hoofdgroepen op basis van de lengte van de antennes. De wetenschappelijk naam van beide hoofdgroepen heeft echter niks met de lengte van de antennes te maken, maar wel met het vrouwelijk eilegapparaat. Ensifera betekent sabeldragend en Caelifera beiteldragend. De vrouwtjes van de Ensifera hebben een eilegapparaat (of ovipositor) wat uit het lichaam steekt. En bij de Caelifera is dat niet het geval en lijkt het ook wat op een beitel.

Wrattenbijter

De grote groene sabelsprinkhaan is een van de grootste vertegenwoordigers van de rechtvleugeligen in ons land. Het lijf van de mannetjes meet bijna drie tot drieënhalve centimeter, terwijl het lijf van de vrouwtjes bijna vier centimeter lang kan worden. De erg zeldzame wrattenbijter (Decticus verrucivorus) is de grootste, zij het met millimeters verschil. Maar bij het bepalen van de lengte worden de vleugels en de legboor niet meegerekend. De vleugels van de mannetjes van de grote groene sabelsprinkhaan steken een flink stuk achter het lichaam uit. En de indrukwekkende legboor van de vrouwtjes kan wel zo’n vier centimeter lang worden. Als de vleugels en de legboor meegerekend worden, komt de grote groene sabelsprinkhaan op zo’n acht centimeter in totaal en moet de wrattenbijter het qua lengte toch net afleggen. Die wrattenbijter werd tot voor kort overigens uitsluitend nog bij de Hatertse Vennen in de buurt van Nijmegen gevonden, maar onlangs verscheen een bericht dat er een flink aantal waarnemingen deze zomer waren in Nationaal Park De Hoge Veluwe. Daar kwam deze soort vroeger ook voor, maar is op een gegeven moment verdwenen, om dit jaar plots weer op te duiken.

Striduleren

De grote groene sabelsprinkhaan maakt het kenmerkende geluid door met de voorvleugels langs elkaar te wrijven. De onderkant van de vleugel is bedekt met ‘tanden’ zoals van een kam. Door met de bovenkant van de ene vleugel langs de onderkant van de andere vleugel te wrijven wordt dit geluid geproduceerd. Deze vorm van geluid maken wordt striduleren of stridulatie genoemd, sommigen noemen het ook wel ‘zingen’ of ‘tsjirpen’. Alle krekels en sabelsprinkhanen maken op deze manier geluid. De echte sprinkhanen striduleren ook, maar dat doen ze door met een poot langs de gekartelde voorvleugelrand te bewegen. Het zijn over het algemeen alleen de mannetjes die geluid produceren. Dat doen ze natuurlijk niet zomaar, maar om vrouwtjes te lokken en aan andere mannetjes hun aanwezigheid te melden. Hun zang komt zo rond een uur of drie in de middag op gang en ze kunnen dan minutenlang zitten tsjirpen. Op mooie avonden houden ze dit wel tot een uur of twee ‘s nachts vol. De zingende mannetjes zitten dan vaak op hoge plaatsen in struiken en bomen, zodat het geluid zo ver mogelijk draagt.

Oren

Iedere soort maakt zijn eigen kenmerkende geluid, waardoor ze op het gehoor van elkaar te onderscheiden zijn. Het geluid van de grote groene sprinkhaan is het hardste dat door een krekel of sprinkhaan in ons land geproduceerd wordt en kan wel tot meer dan honderd meter afstand te horen zijn. Doordat het geluid zo ver draagt zal er altijd wel een vrouwtje in de buurt zijn die het oppikt en op het geluid afkomt. Het is overigens ook bijzonder waar de oren van de sabelsprinkhanen zitten, namelijk in de schenen van de voorpoot.

Vliegen

Wie aan sprinkhanen denkt, ziet wellicht Flip uit de kinderserie Maja de Bij voor zich of Japie Krekel uit de stal van Walt Disney, die er vrolijk op los springen. Sabelsprinkhanen kunnen goed springen. Daarvoor hebben ze ook stevige achterpoten die hen als het ware katapulteren. Vliegen kunnen ze ook, maar niet zoals andere insecten. Ze gebruiken hun vleugels meer om te zweven dan als voortstuwing. Ze springen dan op, spreiden hun vleugels en kunnen dan wel een tiental meters al zwevend overbruggen.

Overwinterende eitjes

Als een mannetje geluk heeft en een vrouwtje komt op zijn getsjirp af, dan wordt er gepaard. Na de paring gaat het vrouwtje op zoek naar een plekje om haar eitjes af te zetten. Dat zijn er meestal zo’n tweehonderd tot tweehonderdvijftig. Ze gebruikt daarvoor haar legbuis en legt de eitjes één voor één of in kleine groepjes in de grond. Bij voorkeur doet ze dit in een losse bodem met een begroeiing van lange grassen, maar soms ook op diverse andere plekken. Zoals bijvoorbeeld in een dilatatievoeg in een betonnen fietspad zoals ik op de foto hiernaast vastgelegd heb. Ook worden de eitjes afgezet in schorsspleten van bomen. De eitjes overwinteren meestal tweemaal voor ze uitkomen. Bij ongunstige weers- of omgevingsomstandigheden kunnen het ook meer winters zijn. In de lente komen de eitjes uit. De ouders maken de ‘geboorte’ van de jonge springhaantjes niet mee, want als de temperatuur aan het eind van de herfst daalt, sterven ze. Sprinkhanen kunnen dus niet overwinteren.

Nimfen

Sprinkhanen kennen een zogenaamde onvolledige metamorfose. Dat wil zeggen dat de jonge sprinkhanen voor een deel op de volwassen exemplaren lijken, net als bijvoorbeeld bij wantsen en libellen het geval is. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld vlinders. Daar komen rupsen uit de eitjes en die lijken in geen geval op de volwassen vlinders. Net als alle geleedpotigen hebben sprinkhanen een uitwendig pantser, ofwel exoskelet, en moeten daarom vervellen om te kunnen groeien. De onvolwassen sabelsprinkhanen worden nimfen genoemd en doorlopen dit stadium van vervellen zo’n zeven keer. Bij iedere vervelling gaan ze meer en meer op een volwassen sabelsprinkhaan lijken. De ‘sabel’ is al snel aanwezig, maar de vleugels ontwikkelen zich pas in de laatste fasen. Je kunt zo dus goed zien of je met een nimf of met een volwassen exemplaar te maken hebt. Op de twee laatste foto’s hieronder zie je duidelijk dat de vleugels nog niet zo groot zijn en dat dit dus nimfen zijn. De nimfen verblijven het liefst nog in de lage begroeiing omdat ze nog niet kunnen vliegen. Zo rond eind juni hebben ze hun laatste vervelling achter de rug en zoeken ze de hogere begroeiing op om te gaan jagen.

Insecteneters

Dat jagen doen ze voornamelijk op andere insecten, waaronder ook andere sprinkhanensoorten. Ze besluipen hun prooien tussen de begroeiing en grijpen deze vervolgens met hun voorpoten. Sabelsprinkhanen hebben stevige kaken, waardoor ze geen enkel probleem hebben met het verorberen van een insect. Soms eten ze ook wel van planten, maar dit is slechts mondjesmaat. Andere sprinkhanensoorten, met name de kortsprieten, eten wel heel graag planten en kunnen een ware plaag vormen met funeste gevolgen voor landbouwgewassen. Dat is bij de grote groene sabelsprinkhaan niet het geval. Integendeel, ze zijn erg nuttig door het eten van insecten.

Hoor je in deze tijd van het jaar luid getsjirp, dan is de kans groot dat het een grote groene sabelsprinkhaan is. Als je goed zoekt, zul je hem of haar misschien vinden. Maar door hun groene kleur en het feit dat ze heel goed stil kunnen zitten vallen ze nauwelijks op in de begroeiing, ondanks hun indrukwekkende formaat.

Bronnen en meer informatie:

Dit bericht heeft 12 reacties

  1. Elisa

    Interessant om te lezen. Wist niet dat ze 7x vervelden!

    1. Theo

      Dank je Elisa. Soms vervellen ze wel acht en in uitzonderlijke gevallen negen keer zelfs.

  2. Ellen

    Ik heb je blog weer met veel plezier gelezen. Ben nu alweer benieuwd naar de volgende.
    Groetjes Ellen

  3. Jac Jacobs

    Weer een pracht blogje, nu over de sprinkhanen, heb weer genoten. En zo zie je maar als je oud bent valt er nog zoveel te leren. Bedankt Theo, kijk met belangstelling uit naar je volgende blogje.
    gr Cojac

  4. Wim en Ryan Pijper

    hoi Theo dat was een zeer interessante uitleg en ik heb weer wat op gestoken van jou uitleg top gedaan

  5. Annet

    Mooi verhaal Theo! Bijzonder dat de sabelsprinkhaan zijn eitjes in de voeg legt en dat ze zelf niets meemaken van hun fietspadjongen.

    1. Theo

      Dank je Annet. Het is niet alleen bij sprinkhanen zo, maar bij heel veel insecten. Bijvoorbeeld bij de vlinders en libellen. De imago’s zijn ook al lang dood als hun kroost uitvliegt.

  6. Henny Gerrits

    ik reageer niet veel maar geniet van je blogs.
    een goede groet van Henny

Geef een reactie