Zoals beloofd in mijn vorige blog ga ik in dit tweede deel in op het belang van bomen voor de mens en onze omgeving. Want hoewel de mens zich vaak superieur vindt ten opzichte van de natuur waardoor deze laatste regelmatig moet wijken, hebben we die natuur gewoon keihard nodig. Zeker de bomen. Wie herinnert zich uit de biologielessen niet dat bomen koolstofdioxide omzetten in zuurstof door fotosynthese? En dat het regenwoud in het Amazonegebied de ‘longen van de aarde’ zijn? Overigens klopt dit laatste niet helemaal. Bomen produceren inderdaad zuurstof, maar de bijdrage van de bomen aan het totale zuurstofgehalte in de lucht is marginaal. De lucht bevat zo’n 21% zuurstof en dat is al vele honderdduizenden jaren zo. Deze zuurstof is voor het grootste deel afkomstig van fotosynthese door zogenaamde cyanobacteriën ofwel blauwalgen in de oceanen. Deze bacteriën zorgden er zo’n 2,4 miljard jaar geleden voor dat de toen vrijwel zuurstofloze atmosfeer voor een belangrijk deel uit zuurstof begon te bestaan. Deze periode is bekend als de zuurstofcrisis. Al het leven wat tot dan toe gewend was in een zuurstofarme omgeving te leven (voornamelijk anaërobe micro-organismen) stierf uit. De weg werd vrijgemaakt voor aërobe levensvormen, te beginnen met de eencelligen en later de meercellige organismen met uiteindelijk allerlei planten- en diersoorten. In dit filmpje legt dr. Ingrid Luijkx van de Wageningen University & Research (WUR) heel duidelijk uit waarom het regenwoud van de Amazone ten onrechte de ‘longen van de aarde’ genoemd worden. Denk nu niet dat het kappen van het regenwoud en alle andere bossen dus geen probleem is, want dat is het wel degelijk! Ook dat legt Ingrid in het filmpje uit.
Geluid
Wellicht ben je nu helemaal op het verkeerde been gezet en een illusie armer. Want als bomen helemaal niet zo belangrijk zijn voor de zuurstofproductie als verondersteld, hoe kunnen ze dan toch zo belangrijk zijn voor de mens? Dat belang ligt op verschillende vlakken. Een daarvan is geluid, of lawaai zo je wilt. Bomen hebben namelijk een dempend effect op hoge tonen. Een dichte rij bomen en struiken kan zorgen voor een demping tot wel 10 decibel (dB) op de hoge tonen. 10 dB lijkt niet veel, maar omdat de decibel een logaritmische schaal kent betekent dit een halvering van het geluid. En kijken we naar het volledige geluidsspectrum, dus vanaf de lage tot en met de hoge tonen, dan zorgt een dichte vegetatie voor wel 3 tot 8 dB. Ook een boom met een flinke kruin kan al voor een afname van 8 dB zorgen. En dat is niet niks, zeker in stedelijk gebied. Want zo’n zestig procent van de stadsbewoners ervaart lawaaioverlast, met name door het verkeer. Dit kan leiden tot slaapstoornis, stress en zelfs psychische klachten. Een omgeving met bomen kan helpen om deze overlast terug te dringen. En die bomen hebben nog een mooi bij-effect op de geluidsoverlast. Het ritselen van de bomen en de zang van de vogels kan namelijk een groot deel van het lawaai maskeren zodat het naar de achtergrond verdwijnt.
Watertransport
Bomen zijn echte waterliefhebbers. Een flinke boom kan wel vijfhonderd tot duizend liter water per dag ‘verbruiken’. Ik schrijf ‘verbruiken’, want de boom heeft het keihard nodig om te groeien. Hij haalt het met zijn haarwortels uit de grond en via de houtvaten en tracheïden in de stam en de takken gaat het water (met allerlei voedingsstoffen daarin opgelost) naar de bladeren. Een boom heeft geen hart zoals zoogdieren wat het water naar de bladeren pompt. Het watertransport gebeurt voor een groot deel op basis van de zogenaamde capillaire werking en drukverschil. Capillaire werking houdt in dat in een flinterdun buisje (zoals een houtvat van de boom) de vloeistof altijd hoger staat dan het niveau van het bakje waar het buisje in of mee in verbinding staat. Op de foto hiernaast is dat goed te zien. Verder ontstaat er in de vaten van de bladeren een onderdruk wanneer het water daar verdampt via de huidmondjes. In de wortels is er sprake van een overdruk, die wel 2 bar kan bedragen. En volgens de natuurkundige wetten stroomt een vloeistof (maar ook een gas) altijd vanaf een plaats met overdruk naar een met onderdruk. Het gaat wel veel langzamer dan het water wat uit de keukenkraan stroomt, maar er is stroming. Volgens theoretische modellen zou een boom maximaal tussen de 122 en 130 meter hoog kunnen worden. Dat is gebaseerd op de sapstroom die op een gegeven moment zou kunnen ‘breken’ onder het eigen gewicht. 130 meter betekent immers een druk van 13 bar onderaan de boom. Dat is vijf tot zes keer zoveel als de druk van het water uit je keukenkraan! De hoogste boom ter wereld op dit moment is een kustmammoetboom (Sequoia sempervirens) van bijna 116 meter hoog. Deze staat in een afgelegen deel van het Redwood National Park in het noordwesten van de Amerikaanse staat Californië.
Nog meer water
Een boom verbruikt niet alleen veel water, hij kan ook heel veel water bevatten. Zo zit er in een flinke volwassen boom wel tot achtduizend liter water, dat zijn veertig badkuipen vol! Dat zit allemaal in de wortels, de houtvaten van de stam en takken en niet te vergeten in de bladeren. Dat water neemt de boom allemaal op met zijn wortels, waardoor de boom dus eigenlijk als een soort natuurlijke waterbuffer fungeert. Doordat de bomen na een regenbui water opnemen zal de grond wat minder snel verzadigd zijn met water. Als het regent vormen de bladeren van de bomen ook nog een soort natuurlijke paraplu. Regendruppels vallen daardoor niet rechtstreeks op de bodem, maar met enige vertraging en minder hard. Daardoor treedt er minder erosie van de bodem op. En de regendruppels die van de bladeren af vallen zorgen ook nog eens voor een verkoelend effect.
Natuurlijke airco’s
Niet alleen bij regenval, maar ook in het algemeen zorgen bomen voor verkoeling. In de eerste plaats natuurlijk door de schaduwwerking van het bladerdek. Onder de bomen kan de temperatuur wel meer dan 10 graden lager zijn dan in de volle zon. Dat afkoelend effect wordt nog eens vergroot door de verdamping van water via de huidmondjes van de bladeren. Dit verdampende water koelt de omgevingslucht af en op plekken met bomen kan de temperatuur tot wel zes graden Celsius lager zijn dan in nabijgelegen gebieden zonder bomen. Een flinke boom levert net zoveel verkoeling als tien airco’s! Vooral in stedelijke gebieden is deze afkoeling van belang. Asfalt, beton en baksteen absorbeert namelijk heel veel warmte. Voel ’s avonds maar eens aan een muur die de hele dag in het zonnetje heeft gestaan. Die is vaak nog heel warm. En waarschijnlijk weet je ook wel dat je in de zomer niet met je blote voeten op asfalt moet gaan lopen. Dat wordt namelijk gloeiend heet. (Daarom moet je je hond in de zomer ook niet op de weg laten lopen, maar in de berm. Het hete asfalt kan lelijke brandwonden veroorzaken aan hun zooltjes.) Omdat er door deze harde materialen als asfalt, beton en steen veel warmte vastgehouden wordt, koelen steden langzamer af en ontstaat het zogenaamde hitte-eiland effect. De temperatuur in stedelijke gebieden is hoger dan in de omliggende landelijke gebieden. Bomen kunnen ervoor zorgen dat dit hitte-eiland effect verkleind wordt en de temperatuur aangenamer. En een aangenamere temperatuur zorgt voor minder hittestress, waar vooral oudere mensen last van kunnen hebben. Door dr.ir. J.A. Hiemstra, dr. S. de Vries en ir. J.H. Spijker van de WUR is in 2019 een aantal informatiebladen opgesteld, onder meer over de meerwaarde van groen in de stedelijke omgeving.
Shinrin’yoku
Wat hierboven staat zijn allemaal effecten van bomen op de omgeving waardoor we het als mens prettiger hebben. Maar bomen hebben ook een direct positief effect op het welzijn en de gezondheid van de mens. Ook al lijken veel mensen tegenwoordig heel ver van de natuur te staan, toch heeft de natuur een onweerstaanbare en intrinsieke aantrekkingskracht op de mens. Dat wordt het biofilie-effect genoemd en is bedacht door de Amerikaanse bioloog Edward O. Wilson. Hij beschreef deze hypothese in 1984 in zijn boek Biophilia. Hij was daarin ook erg optimistisch: naarmate mensen meer zouden begrijpen van de natuur, zouden we ook een grotere waarde aan de natuur – en aan onszelf – hechten. Als ik nu kijk hoe omgegaan wordt met de natuur en hoe weinig waarde eraan gehecht wordt, durf ik te stellen dat Wilson het op dat punt niet bij het juiste eind had. Maar het is in de afgelopen jaren wel bewezen en ook aantoonbaar vastgesteld dat bomen – en natuur in het algemeen – een kalmerend en stressverlagend effect hebben. In Japan is in de jaren tachtig van de vorige eeuw de term bosbaden ontstaan, ofwel shinrin’yoku (森林浴). Het werd geïntroduceerd als een vorm van recreatief wandelen in de boslucht om de mensen te stimuleren vaker de natuur in te gaan. En dus nog niet zozeer vanuit een therapeutisch uitgangspunt. In de loop der jaren is gebleken dat het bosbaden een positief effect had op de fysieke en psychologische gezondheid. In 2005 is er door het Japanse ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij een wetenschappelijk onderzoek gestart naar de effecten van shinrin’yoku. Daaruit bleek dat een regelmatige rustige wandeling in de natuur positief is voor onder meer de hartslag en bloeddruk en dat de stresshormonen cortisol en adrenaline afnemen. Ook is bewezen dat het een gunstig effect heeft bij depressie en angsten. (Met een rustige wandeling wordt dan een tempo van 1 kilometer per uur bedoeld, waardoor je de kans hebt om de omgeving, de geluiden, de kleuren en de geuren in je op te nemen. Mindful wandelen dus.) In Nederland heeft een soortgelijk onderzoek nog niet plaatsgevonden, maar er zijn wel onderzoeken gedaan naar de – positieve – effecten van natuur en groen op de gezondheid. Wetenschapsjournalist Mark Mieras heeft hierover voor IVN Natuureducatie een rapport geschreven, dat gebaseerd is op heel veel internationale wetenschappelijk onderzoek.
Fytonciden
Bij shinrin’yoku is een belangrijke rol weggelegd voor zogenaamde fytonciden. Dit zijn chemische koolstofverbindingen, waaronder terpenen en flavonoïden. Deze stofjes worden uitgescheiden door bomen en planten om zich te beschermen tegen ziekteverwekkers, schimmels, bacteriën, insecten en andere bedreigingen. Deze stoffen zijn in staat om de groei van micro-organismen te remmen of deze zelfs te doden. Fytonciden zijn vaak terug te vinden in de hars, bladeren, stelen, wortels, bloesems en schors van bomen en planten. Sommigen van deze fytonciden hebben een kenmerkende geur, denk bijvoorbeeld aan de geur van dennenbomen. In de boslucht krioelt het ook van de Mycobacterium vaccae bacteriën. Deze bacterie stimuleert je immuunsysteem en zou het serotonine-niveau in je lichaam verhogen. En dat heeft weer een positieve invloed op onder meer je emoties, zelfvertrouwen en slaap.
Bomen zijn dus erg belangrijk voor de biodiversiteit. Maar ook voor de mens! En niet alleen bomen, maar ook planten, insecten en andere ongewervelden, zoogdieren, vogels. Kortom alle organismen doen er toe, alle organismen dragen hun steentje bij voor een leefbare aarde. Ze zijn allemaal een onmisbare schakel in het geheel, de moeite waard om beschermd en gekoesterd te worden.
Bronnen en verdere informatie: