Lantaarntje

Afgelopen maand maart was het weer #libellente op de sociale media. Op initiatief van Jan Katsman iedere dag een libel of een juffer in het zonnetje. Daarom gaat mijn blogje dit keer ook over een juffer en wel een zeer algemeen voorkomende soort in ons land. Misschien zelfs wel de meest algemene soort in Nederland. Ik bedoel natuurlijk het lantaarntje (Ischnura elegans). Dit kleine blauwe juffertje kun je bij vrijwel alle watertjes tegenkomen. Of het nu een ieniemienievijvertje van een ingegraven speciekuip van amper een halve vierkante meter is of een vennetje in het bos. Overal lijkt deze soort zich thuis te voelen, met name in voedselrijk en helder zoet water met wat variatie qua begroeiing bij de oevers. Je kunt ze zelfs soms in brak water tegenkomen. Maar ook vervuild water lijkt deze juffer niet te deren. Iets wat andere soorten libellen en juffers graag links laten liggen.

Grasjuffers

Deze juffer hoort tot het geslacht (of genus) van de lantaarntjes ofwel grasjuffers (Ischnura) waarvan er op de hele wereld 72 soorten voorkomen. Dit geslacht van de grasjuffers hoort bij de familie van de waterjuffers (Coenagrionidae), die wereldwijd 1143 verschillende soorten omvat. En daarmee de grootste libellenfamilie is. Ook in Nederland vormt deze familie met vijftien vertegenwoordigers een belangrijk aandeel van de inheemse libellensoorten. Bekende vertegenwoordigers uit deze familie zijn de azuurwaterjuffer (Coenagrion puella), de vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula) en de koraaljuffer (Ceriagrion tenellum).

Tengere grasjuffer

Kenmerkend voor het lantaarntje is het felblauwe achtste segment van het achterlijf. Daar dankt deze juffer dan ook zijn naam aan. De rest van het achterlijf is volledig donker tot zwart. Alle leden van het geslacht Ischnura hebben een blauwgekleurd segment op het achterlijf, in de meeste gevallen is dat het achtste of negende. Er komt naast het lantaarntje in Nederland nog één andere juffer uit dit geslacht voor, namelijk de tengere grasjuffer (Ischnura pumilio), zie ook op de foto hiernaast. Dit is een vrij zeldzame soort die vanuit het zuiden in opmars is. Ik heb deze in de zomer van 2024 gezien en op de foto vastgelegd. Het mannetje van deze soort heeft ook een felblauw segment, maar dan het negende en een klein stukje van het achtste. Verwarring met het lantaarntje is dan ook mogelijk. Bij de vrouwtjes is het verschil tussen het lantaarntje en de tengere grasjuffer overigens duidelijker. Want bij de laatste ontbreekt het blauwe segment op het achterlijf, iets wat bij de vrouwtjes van het lantaarntje niet het geval is.

Meer of minder blauw

Door dat zwarte achterlijf en en uitsluitend het felblauwe voorlaatste segment is een vergissing met een van de andere blauwe en algemeen voorkomende juffertjes, zoals de eerder genoemde azuurwaterjuffer, de variabele waterjuffer (Coenagrion pulchellum) en de watersnuffel (Enallagma cyathigerum), haast niet mogelijk. Hun achterlijf is zwart met bij de ene soort wat meer blauw dan bij de ander, wat dan ook een van de belangrijke onderscheidende kenmerken is. Maar geen van deze soorten heeft een zwart achterlijf met maar één blauw segment. Het borststuk van de vrouwtjes van het lantaarntje kan overigens – naast blauw – ook groen, paars, oranje of bruin zijn. En er zijn kleurvarianten waarbij het vrouwtje niet alleen een bruin borststuk heeft, maar ook het lantaarntje bruin is in plaats van blauw. Deze variant heeft als voordeel dat het vrouwtje veel minder opvalt voor predatoren. Bij de blauwe kleurvariant lijken de vrouwtjes erg op mannetjes, met een blauw borststuk en een blauw lantaarntje.

Uren durende paring

Het lantaarntje vliegt van mei tot in september en in die tijd wordt er driftig gepaard. Want de volwassen lantaarntjes leven niet zo lang: mannetjes gemiddeld vijf dagen en de vrouwtjes houden het hooguit elf dagen vol. Die paring is nog wel een dingetje, want dat kan enkele uren duren. Soms tot wel zeven uur! En dat duurt niet voor niets zo lang. Het eerste wat het mannetje bij de paring doet is het verwijderen van het sperma van een eventuele concurrent die eerder met het vrouwtje gepaard heeft. Zo weet hij zeker dat het zijn nageslacht is dat straks rondvliegt. Al is dat nooit zeker in dit geval, er kan zich na hem weer een ander mannetje aandienen. Het vrouwtje zet namelijk alleen de eitjes af en niet in een tandem zoals bij de meeste andere soorten juffers het geval is. Omdat het vrouwtje in haar eentje is, kan er dus zo maar een ander mannetje opduiken tussen de paring en het afzetten van de eitjes in, die op zijn beurt weer met het vrouwtje gaat paren.

Lastige mannetjes

De eitjes worden meestal afgezet in drijvende, dode plantendelen. Maar het vrouwtje gebruikt ook levende en boven het water uitstekende planten. Ze zet vaak de eitjes pas laat op de dag af, als het wat rustiger is qua mannetjes en ze niet steeds lastiggevallen wordt. Daarom duurt die paring vaak zo lang. Want hoe langer een mannetje het vrouwtje vasthoudt bij de paring tot laat op de dag, hoe kleiner de kans wordt dat ze alsnog door een ander mannetje bevrucht wordt. De blauwe kleurvariant waarbij een vrouwtje op een mannetje lijkt werkt daarbij wel in haar voordeel. Ze blijken minder te worden lastiggevallen door de mannen.

Kannibalistische larven

Vrij snel na het afzetten van de eitjes komen de larfjes tevoorschijn. Net zoals bij alle juffers en libellen het geval is voeden de larven zich met andere in het water levende organismen. Zoals de larven van vliegen en muggen. Maar ook de larven van hun eigen soort en andere soorten, ook andere libellenlarven doen dit trouwens. De larven blijven meestal een jaar in het water en overwinteren daar dus. Bij hele gunstige weersomstandigheden (en voldoende voedsel in het water uiteraard) kan die ontwikkeling van de larve ook in drie maanden plaatsvinden. Deze tweede generatie lantaarntjes sluipt dan aan het eind van de zomer uit en kan soms tot in oktober nog gezien worden. In andere landen is dit aangetroffen en waarschijnlijk komt deze tweede generatie in ons land ook sporadisch voor. Met de stijging van de temperaturen zal dit verschijnsel wellicht vaker gaan optreden.

Gracieus achterlijf

De wetenschappelijke soortnaam van het lantaarntje betekent overigens letterlijk ‘gracieus achterlijf’. De geslachtsnaam Ischnura komt van het Griekse ischnos = dun en ura = staart. En de soortnaam elegans komt uit het Latijn en zegt al genoeg: dat betekent natuurlijk elegant ofwel gracieus. Een gracieus achterlijf heeft het lantaarntje zonder meer, net als de andere leden van de grasjuffers. De wetenschappelijke naam is voor het eerst in 1820 beschreven door de Belgische entomoloog Pièrre Léonard Vander Linden (1797-1831). Tussen 1820 en 1825 publiceerde hij diverse wetenschappelijke artikelen over libellen. Aanvankelijk zag Vander Linden de grasjuffers niet als een apart geslacht, maar deelde hij ze in bij de grote familie van de waterjuffers (Coenagrionidae). Deze familie noemde men destijds de Agrionidae en vandaar dat het lantaarntje eerst ook de wetenschappelijke naam Agrion elegans had. Later zijn de grasjuffers in een apart geslacht onder de waterjuffers ingedeeld.

Bronnen en meer informatie:

Dit bericht heeft 2 reacties

  1. ellen

    Dankjewel voor je leerzame blog met prachtige foto’s.
    Ik schrok vorig jaar van het kleine aantal juffers dat ik aantrof bij onze vijver. De jaren daarvoor waren er echt veel.
    Onze tuin heeft een grote vijver en de tuin grenst ook nog aan een gracht dus je zou denken water genoeg voor juffers en libellen. Helaas is dit dus niet het geval.
    Maar ook alle andere insecten waren er veel minder in onze tuin. Behoorlijk zorgwekkend is het.
    Hopelijk gaat het weer eens de goede kant op keren.
    Groetjes Ellen en tot het volgende blog.

    1. Theo

      Graag gedaan weer Ellen. Het kan verschillende oorzaken hebben. Wij hadden vorig jaar bijvoorbeeld ook veel minder grote keizerlibellen dan het jaar ervoor. Ook bijvoorbeeld predatie van de larven van kleine soorten door grotere kan fluctuaties over de jaren veroorzaken. Maar dat het slecht gaat staat buiten kijf.

Geef een reactie